Indische sporen in Amsterdam

In Amsterdam zijn nog op meerdere plekken sporen te vinden van de koloniale geschiedenis in Indonesië, waar de Amsterdamse VOC, haar schepen en bemanning een grote rol in speelden. In de huidige tentoonstelling Revolusi! in het Rijksmuseum wordt hier uitgebreid bij stilgestaan. Maar wat zijn nu eigenlijk die zwarte bladzijden uit de geschiedenis die aan deze revolutie vooraf gingen en waar kunnen we de sporen hiervan nog terugvinden in Amsterdam?

Geschiedenis in het kort
Een aantal jaar nadat de eerste Nederlandse schepen zelfstandig naar Indonesië voeren vanwege de lucratieve specerijenhandel, werd in 1602 de VOC opgericht. De VOC mocht als enige in Nederland handel drijven met het hele gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop; het ging dus om grote delen van Azië. Er werden door de VOC aanvankelijk voornamelijk handelsposten opgericht. De export van goederen zoals koffie, suiker en tabak leverde Nederland veel geld op. De handel ging vaak gepaard met uitbuiting van de oorspronkelijke bevolking, veroveringen en kolonisatie. In de eeuwen hierna werd de aanwezigheid versterkt en vonden er vele koloniale oorlogen en militaire acties plaats, die honderdduizenden mensen het leven hebben gekost. 

Prinsengracht 160 met gevelsteen OVER NES. Naam van één der drie schepen van de VOC met dezelfde naam.
Foto: Stadsarchief.

Na meer dan drie eeuwen van koloniale bezetting door Nederland, roept Indonesië zichzelf in 1945 uit tot een onafhankelijk land. Vanaf dat moment wordt ruim vier jaar lang gestreden voor zelfbeschikking. In 1949 wordt de soevereiniteitsoverdracht in het Paleis op de Dam getekend en was Indonesië weer onafhankelijk. In februari 2022 verscheen een rapport van het NIOD over deze onafhankelijkheidsoorlog. Premier Rutte bood daarop ‘diepe excuses voor structureel geweld in Indonesië’ aan. Dit jaar is de ‘koloniale oorlog in Indonesië’ ook toegevoegd aan het memorandum van de Nationale Dodenherdenking op 4 mei.

Revolusi!
De actuele tentoonstelling Revolusi! In het Rijksmuseum gaat over mensen in deze onafhankelijkheidsstrijd. De tentoonstelling is gemaakt vanuit de gedachte dat deze revolutie wereldgeschiedenis is. Er wordt getracht de tot dusver in Nederland gangbare visie op het koloniale verleden, waarin het zelden over Indonesië ging, maar vooral over het Nederlandse optreden in Indonesië, te verbreden. Revolusi! begint met het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 door Sukarno. Slotakkoord is de intocht van diezelfde Sukarno op 28 december 1949, een dag nadat Nederland de soevereiniteit overdraagt. Binnen dit tijdsbestek gaat het in de tentoonstelling om de geest van de revolutie en de strijd om de toekomst van Indonesië. Onder andere kunstenaars, militairen, politici, journalisten, strijders en diplomaten komen aan het woord. Hun ervaringen en ooggetuigenverslagen geven inzicht in deze belangrijke geschiedenis, voor Indonesië, Nederland, en de wereld.  

Drie jonge Indonesiërs op straat, waarvan twee Republikeinse vrijwilligers uit Sulawesi, leden van de gewapende jeugdorganisatie KRIS, op verlof in Yogyakarta, december 1947. Foto Hugo Wilmar, Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad. Hoofdbeeld van de tentoonstelling Revolusi!

Amsterdam
De stad Amsterdam is zelf ook één groot archief van het Nederlands koloniaal verleden. Omdat de stad een van de centrale spelers in de Europese expansiedrift was, zijn herinneringen aan het koloniale verleden overal te vinden. Zo heb je het voormalige hoofdkantoor van de VOC in de Oude Hoogstraat, het Monument Indië-Nederland (voorheen Van Heutsz-monument) op de Apollolaan, De Bazel op de Vijzelstraat en het beeld van Multatuli op het Singel.

De VOC, van 1602 tot 1800
Het Oost-Indisch Huis was het eerste gebouw, dat speciaal voor de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) gebouwd werd. Het diende als bestuurs- en administratiekantoor voor de vergaderingen van de 20 bewindhebbers van de Amsterdamse kamer. Ook vonden hier meestal de vergaderingen plaats van de Heren XVII, de 17 leden tellende centrale directie van de VOC. Naast het vergaderen werden hier ook scheepsbemanningen geronseld en werden de archieven en kaarten van de VOC er bewaard.

Hoofdkantoor van de VOC. Het Oost-Indisch Huis, gezien naar de Kloveniersburgwal, juni 1989.  Oude Hoogstraat 24. Een plek van wereldhistorisch belang. Foto: Stadsarchief.

Met de aandelenemissie van de VOC ontstond de eerste effectenbeurs ter wereld. In 1637 bereikte de beurswaarde van de VOC zijn hoogste punt van 78 miljoen gulden. Dat is omgerekend naar 2022 een geschatte waarde van 7 biljoen (7.000.000.000.000) euro, en daarmee volgens kenners de hoogste beurswaarde van een bedrijf ooit. De gebouwen herinneren aan die tijd van rijkdom en ze herinneren tegelijkertijd ook aan de tijd van slavenhandel en kolonisatie.

Oostenburgergracht 77. Een ander voormalig VOC-gebouw, 1983.  Zie het logo van de VOC in de gevel. Foto: Stadsarchief.

Slavernij
Ook in de Indische Oceaan en -archipel werden miljoenen slaafgemaakten verhandeld, maar de precieze aantallen zijn daarvan nog niet bekend. Dat ligt niet aan de omvang of wreedheid. Het komt onder meer doordat slavernij in de Oost lange tijd onbekend terrein voor onderzoekers was, maar ook door een verschil in de slavenhandel ten opzichte van de WIC. Volgens recente schattingen zijn 660.000 tot 1.125.000 slaafgemaakten verhandeld naar gebieden die in Azië onder VOC bestuurd stonden. De VOC verhandelde volgens de huidige schattingen zelf tussen de 44.000 en 67.000 slaafgemaakten. De slavenhandel die VOC-medewerkers er als privépersonen nog naast deden, was veel groter (bron: Amsterdam en het slavernijverleden).

Nederlandsche Handel-Maatschappij
In 1824 werd de N.V. Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) op initiatief van koning Willem I opgericht. De NHM had ten doel om, als opvolger van de eind achttiende eeuw failliet gegane VOC, de bestaande handelsrelaties tussen Nederland en haar koloniën, vooral Nederlands-Indië, uit te bouwen. De NHM inde in Nederlands-Indië onder meer belasting in natura, zoals suiker. Verder opereerde de NHM als handelsbedrijf, transporteur en staatsbankier. Zeer winstgevend voor de NHM was ook de invoering van het Cultuurstelsel (dwangarbeid) in Nederlands-Indië, vanaf 1830, waarbij de lokale bevolking een vijfde van de cultuurgrond met voorgeschreven gewassen moest verbouwen en afdragen. Hoofdkantoor van de NHM was gebouw De Bazel aan de Vijzelstraat, het huidige Stadsarchief.

Gebouw ‘De Bazel’ Vijzelstraat 30-34, voorheen het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Het gebouw werd ontworpen door de architect Karel de Bazel en geldt als zijn belangrijkste werk. Het gebouw werd oorspronkelijk De Spekkoek genoemd, naar de Indonesische lekkernij met lichte en donkere lagen, maar heet tegenwoordig naar de naam van de architect. Het werd opgeleverd in 1926. Sinds 2007 zit het Stadsarchief hier. Foto: Stadsarchief.

Max Havelaar
Het boek Max Havelaar, of de koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij van Multatuli behandelt voor een groot deel de uitwassen van de activiteiten van de NHM in Nederlands-Indië en was er een aanklacht tegen. De praktijken van de NHM veranderden er slechts traag en gedeeltelijk door, in ieder geval niet tijdens Multatuli’s leven. In de stad zijn nog meerdere sporen van Multatuli te vinden.

Korsjespoortsteeg 20. Geboortehuis Multatuli. Gevelsteen na de restauratie. Hier zit nu het Multatuli Museum. Foto: Stadsarchief.
Beeld Multatuli op de Torensluis over het Singel bij Torensteeg, 2006 door Hans Bayens. Multatuli was het pseudoniem voor Eduard Douwes dekker 1820-1887. Zijn boek Max Havelaar is dé klassieker over misstanden in Nederlands Indië. Foto: Stadsarchief.

Tropenmuseum
Ook het Tropenmuseum heeft een link met Nederlands-Indië. Het Tropenmuseum en het om de hoek gelegen Koninklijk Instituut voor de Tropen komen voort uit het Koloniaal Instituut, dat begin 20e eeuw werd opgericht als toonbeeld van koloniale macht. Het doel was kennis te verspreiden en reclame te maken voor de commerciële kansen van voornamelijk Indonesië. Vanwege de Indonesische strijd voor onafhankelijkheid werd de naam Koloniaal Instituut in 1945 gewijzigd in het Indisch Instituut en vijf jaar later in het Koninklijk Instituut voor de Tropen.

Mauritskade 62 – 64, Koninklijk Instituut voor de Tropen uit 1926 met aan de linkerkant
de zijgevel van Linnaeusstraat 2, het Tropenmuseum. Foto: Stadsarchief.

Boven de hoofdingang prijkt het beeld van de vierde gouverneur-generaal van de VOC, Jan Pieterszoon Coen. Met dit portret wilde het Koloniaal Instituut de grondlegger van de Nederlandse koloniale activiteiten eren. Na de verovering en vernietiging van de kuststad Jayakarta had Coen in 1619 de stad Batavia gesticht, die zich ontwikkelde tot centrum van het koloniale rijk. In 1621 liet Coen duizenden bewoners van de Banda-archipel uitmoorden. Tegenwoordig is hij een van de meest beruchte symbolen van koloniaal geweld.

Portret Jan Pieterszoon Coen (Willem Retera), met visuele reflectie door Brian Elstak. Bron: Getuige in Steen, gezamenlijke uitgave van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) en het Tropenmuseum. Hierin wordt gereflecteerd op de symboliek van de decoraties op het gebouw, symbolische verwijzingen naar het Europese despotisme en de vermeende barbaarsheid van gekoloniseerde landen, die soms discriminerende overtuigingen versterken.

Monument Indië-Nederland (voorheen Van Heutsz-monument)
Nog voor de onthulling door Koningin Wilhelmina op 15 juni 1935, was het Van Heutsz-monument aan de Apollolaan omstreden en een object van discussie. J.B. van Heutsz (1851-1924) was gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en civiel gouverneur van Atjeh. Van Heutsz, in Nederland lange tijd een volksheld, stond lokaal te boek als ‘de slager van Atjeh’, de provincie op Noord-Sumatra waar Nederland een keiharde koloniale oorlog had gevoerd ten koste van vele slachtoffers. Zijn handelen maakte de weg vrij voor exploitatie van de bodem en haar schatten. Het monument werd gefinancierd met de overtollige middelen die na zijn dood werden geworven om zijn graf te bekostigen. Verschillende bedrijven die in Nederlands-Indië hadden geprofiteerd van het gewelddadige bewind onder Van Heutsz gaven dermate genereus dat er na het oprichten van het grafmonument nog genoeg geld over was om ook een groots gedenkteken aan de Apollolaan op te richten. Ondanks felle protesten van onder andere communisten en sociaaldemocraten vanuit de Amsterdamse Gemeenteraad werd het Van Heutsz monument op 15 juni 1935 onthuld.

Meerdere protesten vielen het monument ten deel: graffiti, een bomaanslag, het verwijderen van de plaquette en meerdere officiële protestbrieven gericht aan de Gemeenteraad.

Beeldhouwer Van Hall had het al gezegd: “Vervang het [portret van Van Heutsz] door de letters Vrijheid, Merdeka of Indonesia, en je hebt een Vrijheidsbeeld.” Op 31 januari 2004 werd het gedenkteken hernoemd in ‘een gedenkteken dat de relatie tussen Nederland en Indië tijdens de koloniale periode in herinnering roept’. Het monument is hiermee een goed voorbeeld als het gaat om hoe een monument van naam en inhoud kan veranderen zonder de eerdere betekenis en eraan verbonden geschiedenis uit te wissen (bron: https://stadscuratorium.nl/collectie/monument-indie-nederland/) .

Olympiaplein, het (toen nog) Van Heutszmonument in 1935. Foto: Stadsarchief.

In 1932 werd in Jakarta, toen nog Batavia, ook een monument onthuld ter nagedachtenis aan J.B. van Heutsz. Voor de Indonesische nationalisten was hij een kolionale onderdrukker met bloed aan zijn handen. Tijdens de revolutie in 1945 werd het monument beschilderd met revolutionaire leuzen, waaronder ‘Indonesia never again the life-blood of any nation!’, met zwarte teer aangebracht op het harde steen van het Nederlandse koloniale gedenkteken.  

Bron: Ahmad Subardjo Djoyoadisuryo, Kesadaran Nasional. Sebuah Otobiografi, Jakarta 1978, p. 359. Tentoonstelling Revolusi!

Dit beeld is onderdeel van de tentoonstelling Revolusi! in het Rijksmuseum, nog te zien t/m 5 juni. Ook in het Tropenmuseum is verdere achtergrondinformatie te vinden over deze geschiedenis. Als je meer wil weten over de betrokkenheid van het Amsterdamse stadsbestuur in slavenhandel en slavernij, lees dan het boek De Slavernij in Oost en West: het Amsterdam-onderzoek. Of kijk met een andere blik naar de stad Amsterdam zelf, als één groot archief van het Nederlands koloniaal verleden.

Auteurs: Serge Markx, Ravenna Westerhout