Het is vroeg in de ochtend als op 24 november 1813 zo’n vierhonderd zwaar bewapende kozakken verschijnen voor de Muiderpoort. Deze troepen uit het zuiden van Rusland komen de bijna uitgerangeerde Fransen uit de stad verdrijven. Hordes Amsterdammers stromen naar de Muiderpoort om ‘kozakken te kijken’.
Zo ook koopman Willem de Clercq, die in zijn dagboek schrijft:
“Het getal van mensen was ontelbaar. Alles was van oranje voorzien. De gehele Jodenbuurt scheen zich aldaar te bevinden. Patrouilles garden te paard reden heen en weer. De Gardes Nationales hielden het volk in bedwang. Het getal van vrouwen vooral was verschrikkelijk. Hier liepen al dansende hele optochten van viswijven, oranjeliedjes zingend vóór de Gardes Nationales heen, die onder tromslag naar de poort trokken. Van weerszijden stonden koetsen vol mensen, meestal door nieuwsgierigheid gedreven. (…) Het volk was uitgelaten.”
Volgens De Clercq is de Muiderpoort ’s middags afgesloten en hebben de kozakken hun tenten buiten de Singelgracht opgeslagen. Ook andere getuigenissen wijzen erop dat ze buiten de stad kamperen: in het ‘Muiderbosch’ (ongeveer waar nu het Tropenmuseum staat) of ‘aan de Muiderpoort en langs de Houtewaalder Weg’ (de huidige Linnaeusstraat). Dat de kozakken zich daar min of meer vrij bewegen wordt bevestigd door De Clercq, als hij schrijft dat hun aanvoerder, majoor Marklay, zelf verblijf houdt ter hoogte van de huidige Plantage Badlaan:
“Hij is in het Badhuis gelogeerd en bewoont de helft der groote kamer die in tweeën is gedeeld. Ik zag hier enige kozakken op wacht staan; de ene verschilt zeer veel van de ander in kleding, houding en zelfs wapenrusting. (…) Hun wapens, hun klederen, alles is buit, op verschillende volkeren behaald.”
De kozakken komen Amsterdam in bezit nemen namens de coalitiemogendheden, die een maand eerder Napoleon in de Slag bij Leipzig (18-21 oktober) vernietigend hebben verslagen. In de Hollandse Departementen wankelt het bewind van Napoleon en de belangrijkste vertegenwoordigers van zijn gezag hebben Amsterdam inmiddels verlaten. De vooruitgezonden kozakken uit het zuidelijke deel van het Russische Rijk moeten ook de laatste Fransen verdrijven.
‘De kozakken gedragen zich vrij wèl, doch de officieren zijn vrij lastig, aangezien verschillende noodwendigheden, waaronder dames, als een dagelijks levensmiddel benodigd zijn.’ Zo beschrijft De Clercq het optreden van de bevrijders in de dagen na 24 november. Behalve op de dames zijn ze ook op jenever zeer gesteld en ze willen daar niet altijd voor betalen. Verder is Amsterdam toch vooral blij met de kozakken. Het ‘Provisioneel Bestuur’ nodigt ze op de ochtend van aankomst zelfs uit voor een officiële intocht in de stad. Daartoe worden ze langs de Singelgracht naar de Leidsepoort geleid, om vandaar op hun merkwaardig kleine, maar pittige paardjes door de Leidsestraat naar de Dam te rijden. Op de Dam zijn ze aanwezig bij de plechtigheid waarbij Amsterdam zich officieel aansluit bij het nieuwe in Den Haag gevormde Algemeen Bestuur in Nederland, dat optreedt in naam van de prins van Oranje. Dat gebeurt in een Proclamatie vanaf het balkon van het paleis, waaruit majoor Marklay eerder die dag de laatste Fransen heeft verwijderd.
De kozakken hebben met hun aanwezigheid ook de laatste weifelende Amsterdammers over de streep getrokken om de Fransen af te zweren en Oranje te omarmen. Militair is de zaak echter nog niet beslecht, want op verschillende plekken buiten de stad houdt het oude bewind stand. In de nacht van 24 op 25 november rekenen de kozakken bij Diemen af met Franse soldaten die vanuit de nog steeds door hen beheerste vesting Naarden een uitval doen. De soldaten van Marklay vormen een kordon tegen de Fransen, die ook in Muiden en vooral in Utrecht onverminderd heer en meester zijn.
In de dagen na 24 november voegen zich steeds meer kozakken bij het kamp voor de Muiderpoort. Hun precieze aantal is moeilijk vast te stellen, maar op den duur zijn het er zeker 1200, mogelijk zelfs 2000. Zo blijft het bekijken van de kozakken in het Muiderbos nog minstens een week lang een verzetje voor de Amsterdammers. Ze blijven Amsterdam beschermen tot de Fransen alle vestingen in de omgeving van de stad hebben opgegeven: Utrecht in de nacht van 27 op 28 november, Halfweg op 28 november en Muiden 1 december. Daarna worden de mannen zuidwaarts gedirigeerd: de vluchtende Fransen achterna.
De verhalen over het kampement voor de Muiderpoort worden steeds mooier. Jacob van Lennep is in 1813 pas elf jaar, maar zijn herinneringen aan de kozakken, gepubliceerd in De voornaamste geschiedenissen van Noord-Nederland (1856), zijn veertig jaar later nog levendig:
“De een b.v. droeg bij een Sineesche muts een overjas met kragen, die misschien aan dezen of genen Franschen overste had behoord: een ander was in een buitgemaakten huzarenmonstering uitgedoscht, waarover een witte mantel golfde: een derde had een Poolschen jas en een grenadiersmuts op het hoofd: sommigen waren met sabels, anderen met degens of dolken gewapend; doch allen met pistolen en ellenlange speeren. Zulke vervaarlijke krijgers, die bovendien smeerkaarsen en klare boter aten, had men in Amsterdam nooit gezien.”
Dezelfde kozakken die in het oosten en noorden van het land het beeld achterlieten van meedogenloze plunderaars werden hier gezien als welkome beschermers, die wel wat vreemd gekleed gingen, veel dronken en niet van de dames af konden blijven. Ze hadden in ieder geval de laatste Fransen uit het Paleis op de Dam gegooid. Dat werd daarna weer even stadhuis. Op deze plek aanvaardde de prins van Oranje nog geen week later, op 2 december 1813, de soevereiniteit: het begin van het Koninkrijk der Nederlanden.
Auteurs: Marius van Melle en Niels Wisman
Dit verhaal is ontleend aan het boek Ons Amsterdam 750 jaar. Een bijzondere stadsgeschiedenis (Walburg Pers, 2024): een keuze uit de beste artikelen uit het historisch tijdschrift Ons Amsterdam.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.