Groene wolkenkrabbers, een school op de elfde etage en houten gebouwen. Hoe gaan we bouwen in Amsterdam zodat een groeiende populatie hier kan wonen en werken? Hoe houden we het ook nog leefbaar, duurzaam, betaalbaar – en zelfs een beetje mooi? Drie experts doen hun voorspellingen over de bouwwerken van de toekomst.
Zullen we over twintig jaar uitgaan op de Zuidas? Of beter gezegd: in Centrum-Zuid? De tijd dat de wijk enkel bekend stond om zijn kantoorpanden, aktetassen en witte overhemden, zal in elk geval voorbij zijn. Dat voorspelt Paco Bunnik, als supervisor verbonden aan de gemeentelijke projectorganisatie Zuidas. De Zuidas moet tegen 2040 zijn omgetoverd tot een levendige woonwijk met musea, clubs, studentencafés, sociale huurwoningen en het zakenhart waar het allemaal mee begon.
Het geluid van de razende auto’s rondom Station Zuid wordt vervangen door stilte: de snelweg gaat ondergronds en het stationsgebouw wordt een open, groen gebied. “Ik hoop dat we tegen 2050 met de metro naar Almere kunnen,” zegt Bunnik. Hij voorziet een stad die niet langer is gebouwd rondom één historisch centrum, maar – net als metropolen Londen en Berlijn –meerdere stadscentra heeft.
Nog verder in de toekomst zal het Westelijk Havengebied één van die centra zijn. Deze nog te bouwen stadswijk zal 70.00 woningen en 58.000 werkplaatsen tellen. Architectuurmuseum Arcam wijdde er een tentoonstelling aan: hoe gaat het eruit zien, en zijn de uitdagingen van nu tegen die tijd opgelost? Is de energietransitie voltooid? Hoe houden we rekening met wateroverlast? “Er wordt al goed nagedacht over verhoogde dijklichamen die toegangswegen, openbaar vervoerslijnen en het elektriciteitsnetwerk droog en bruikbaar houden als het water hoog staat,” aldus Arcam-directeur Indira van ’t Klooster.
Eén ding is zeker: we moeten de hoogte in. “Als je nu op het dak van de Nieuwe Kerk staat, kun je de transformatie van de laatste 750 jaar heel goed zien: we zijn omringd door een cirkel van hoogbouw,” zegt Van ’t Klooster. Die cirkel wordt vermoedelijk nog veel groter. Volgens Bunnik zou het goed kunnen dat direct rondom station RAI een extra hoogbouwcluster verschijnt. “Dat zou de skyline van het Centrum-Zuid enorm beïnvloeden.”
Om dat leefbaar te houden moeten we hoogbouw afwisselen met laagbouw, zodat bewoners uitzicht en daglicht krijgen, vertelt Bunnik. Of zullen we een oase van groene wolkenkrabbers zien? Bunnik wijst naar Singapore, de internationaal voorloper op het gebied van groene stedenbouw met bijvoorbeeld daktuinen op verschillende hoogtes en groen op de buitenmuren. Van ’t Klooster kijkt ook naar China, waar het heel normaal is om kinderdagverblijven, scholen, parken en tuinen op de 11e verdieping te plaatsen. “Dat is nu nog ondenkbaar in Amsterdam.”
In de Bijlmer zullen we een nieuw type hoogbouw zien volgens architect en stedenbouwkundige Wouter Pocornie. Hij schetst een weinig rooskleurig beeld: grotere, hogere flats dan we gewend zijn, weinig groen en anonieme, gesloten panden. Dat klinkt misschien pessimistisch voor iemand die zijn carrière wijt aan de verbetering van ‘onze’ Bijlmer en mede-eigenaarschap van bewoners. Maar Pocornie ziet de huidige ontwikkelingen als voorbode voor de toekomst: “Veel nieuwe flats hebben een receptie, steriele functionele gangen, gesloten deuren met pasjes. Het is ook erg gestandaardiseerd; het moet kostenefficiënt en gecontroleerd.”
Een minder grimmig scenario is mogelijk. Pocornie stelt zich graag voor hoe de Bijlmer eruit zou zien als we durven te ontwerpen met een prioriteit voor voorzieningen in plaats van woningen. “Denk aan Manhattan en dan Uptown/Harlem, waar ontzettend veel is georganiseerd langs 125th en 135th Street. De culturele voorzieningen langs die hoofdaders maakten de wijk tot wat het is.” Pocornie ziet zo’n rol weggelegd voor de Karspeldreef of Bijlmerdreef. De plinten, galerijen, binnenplaatsen en oude garages kunnen ruimte bieden aan horeca, entertainment, sociale voorzieningen of bijvoorbeeld flexibele werkplekken met kinderopvang in de buurt.
Áls we wonen betaalbaar willen houden, zullen we namelijk kleiner moeten wonen, en des te meer gebruik maken van de openbare ruimte. Al betekent kleiner wonen niet per se kleiner bouwen, zegt Van ’t Klooster. “De stad heeft steeds meer singles, maar die hoeven niet allemaal in een studio te wonen. Ik denk en hoop dat we steeds meer samenlevingsvormen gaan zien, zoals nu al woongroepen, wooncoöperaties en Friends-woningen worden gerealiseerd.”
Ook de Amsterdamse gevels zullen een transformatie ondergaan. Beton, baksteen, staal: vergeet het maar. Om naar de klimaatcrisis te handelen zijn andere bouwmaterialen nodig, zoals hout, biomateriaal, gerecycled plastic of klei. Van ’t Klooster: “Dat levert een heel ander beeld op. Bij de Kolenkit is De Houten Leeuw opgeleverd, de eerste houten sociale woningbouw in Amsterdam. Dat heeft geleid tot een haast kunsthistorische discussie. Het zou niet stroken met de geschiedenis van de stad.”
Zorgen over esthetiek zijn niet totaal misplaatst, vindt Van ‘t Klooster. In veel bouwplannen bungelt schoonheid vrij laag op de prioriteitenlijst. “Het idee is: het moet gewoon goed zijn. Maar wat is ‘gewoon goed’? Een studio met één raampje naar een doodlopende gang? Natuurlijk kan het altijd goedkoper, maar er is een ondergrens.” Zuidas wil zeker geen grijze blokken, benadrukt Bunnik. In de plannen wordt rekening gehouden met daglicht, gemeenschappelijke ruimtes, plekken waar je elkaar tegenkomt. “Ontwerpers krijgen ook veel vrijheid.”
Pocornie verwacht een opkomst van een ‘rationele, functionele bouwstijl’ met rechte hoeken en duidelijke (houten) blokken. “Een soort neorationalisme, maar dan met biomaterialen en natuur inclusieve ambities. In de toekomst zullen we vast terugblikken en er een label voor bedenken.”
Eén ding blijft onveranderd, vermoedt Pocornie: de kenmerkende honinggraadflats in de Bijlmer blijven (deels) bestaan. “Sommige jongere bewoners die ik spreek denken dat ze tegen de vlakte gaan, maar dat geloof ik niet. Ze hebben inmiddels zo’n unieke cultuurhistorische en stedenbouwkundige geschiedenis, dat zullen we meer als erfgoed gaan waarderen.”
Auteur: Roxane Soudagar van Bureau Wibaut
Wat is jouw wens voor de toekomst van onze jarige stad? Hoe ziet Amsterdam eruit in 2050 en daarna? Wat eten we, hoe bewegen we door de straten, hoe wonen we en hoe leven we met elkaar? Denk, praat en doe mee tijdens de ToekomstTiendaagse van 12 t/m 21 juni 2025. Laat je inspireren door talks, duurzame modeshows, VR installaties, e-cart races, hackathons en nog veel meer.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.