Bij de 750ste verjaardag van Amsterdam wordt uitgegaan van het ‘geboortejaar’ 1275. In werkelijkheid is de stad veel ouder, schrijft Bas Kok. De keuze voor een 750-jarige stad versluiert volgens hem de rol van de stadsdelen Noord, Zuidoost en Nieuw-West – die de bakermat vormen.
Het verhaal van Amsterdam als ‘stad die ontstond op de plek waar de Amstel uitmondde in het IJ’ wordt breed omarmd. Maar al in 1170 woonden hier mensen, schreef Koen Kleijn onlangs in zijn lezenswaardige stuk in Het Parool. Voor de goede orde: toen was het IJ er nog niet. De geschiedenis van het prille Amsterdam begon ongeveer duizend jaar geleden. Toch vieren we 27 oktober 1275 als geboortedag. Toen gaf graaf Floris de Vijfde de inwoners het tolprivilege, het recht om goederen tolvrij door Hollandse wateren te varen.
In mijn recent verschenen boek Gogme – hoe Amsterdam een wereldstad werd voorzie ik de stadskroniek van een eerder beginpunt. Dit sluit aan bij onderzoek naar de ontginningen rondom Amsterdam. Daaruit blijkt dat rond het jaar 1000 in een wijde cirkel om het huidige Amsterdam veenkolonisten arriveerden.
Ongeveer waar nu de buitenste stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost liggen, begonnen de ontginningen. Aan de oostkant van de stad dateert de eerste dorpskern van Diemen van 1033. De oudste vermelding van een westelijk veendorp is uit 1063, toen er sprake was van een kapel te ‘Sloton’ – het huidige Sloten. In Waterland, nu Noord, vestigden rond die jaren de eerste veenkolonisten zich bij Uitdam en Holysloot rond de veenrivier het Waterlandse Die.
Deze laatste ontsprong vanuit een veenmeer bij de huidige Stopera, vanaf daar vloeide de rivier noordwaarts richting Uitdam. Het stroomgebied van de Amstel lag in die jaren vier kilometer zuidelijker bij de Omval, nabij het huidige Amstelstation.
Het Waterlandse Die en de dorpjes rondom Amsterdam zijn dus ouder, maar ze werden nooit in verband gebracht met het ontstaan van de stad. De focus lag immers op de bewoners in het jaar 1275. De eerste bewoning van Amsterdam werd onlosmakelijk vastgekoppeld aan het IJ. Dat ontstond na de Allerheiligenvloed van 1 november 1170. Door deze grote overstroming groeide het IJ gestaag uit tot een arm van de Zuiderzee.
Eeuwenlang was de foute aanname dat het gebied rond het huidige Damrak pas in de dertiende eeuw bewoond raakte. Sinds de archeologische opgravingen tijdens de aanleg van de Noord/Zuidlijn, weten we dat het beduidend eerder was, namelijk in de twaalfde eeuw. De standpunten verschillen over wanneer in die twaalfde eeuw: voor of na 1170. Dat maakt een wereld van verschil.
Als het in 1170 of eerder was openbaart zich een rigoureus andere ontstaansgeschiedenis. Voor die tijd was het IJ er nog niet en was de Noorder-Amstel nog het Waterlandse Die. In dat scenario – dat ik de ‘Diepothese’ noem – is het Waterlandse Die de bronrivier van de stad. Deze raakte vermoedelijk in de dertiende eeuw verbonden met de zuidelijke Amstel en is uiteindelijk omgedoopt tot Amstel.
Het Waterlandse Die en de dorpjes rondom Amsterdam vormen tot nu toe een voetnoot in de geschiedschrijving van de stad. Maar zijn ze misschien niet eigenlijk de ‘founding fathers’? De dorpjes waren er eerder, en het is goed denkbaar dat de eerste Amsterdammers op de plek van het Damrak zich daar vóór de Allerheiligenvloed van 1 november 1170 vestigden.
Het is juist nu belangrijk om recht te doen aan de historische rol van Amsterdamse buitenwijken. ‘Inwoners randen van de stad keren Amsterdamse politiek meer de rug toe,’ kopte Het Parool op 9 januari. De huidige stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord voelen zich gemarginaliseerd. Ze hebben nooit gedeeld in het trotse Amsterdamsentiment en zijn afgehaakt. Hoe onterecht is dat als je weet dat deze stadsdelen geen nieuwe ‘suburb’ zijn, maar juist de historische bakermat van de stad?
De inwoners van deze gebieden migreerden in de twaalfde eeuw van buiten naar binnen – als een implosie. Amsterdam is hierdoor van meet af aan een smeltkroes van verschillende volkeren. Amstellanders, Kennemers en Waterlanders bundelden hun ambachten al in de twaalfde eeuw. Tot nu toe dachten we dat die veelstemmigheid pas in de zestiende en zeventiende eeuw in het Amsterdamse dna kwam.
Jammer genoeg kiezen we tijdens het jubileumfeest Amsterdam 750 toch weer voor het te jonge geschiedenisverhaal. Vrijwel iedereen weet dat het tolprivilege van 1275 een symbolische datum is, een zwemdiploma in plaats van geboortebewijs, maar door het steevast als ‘verjaardag’ van de stad te bombarderen, komt de werkelijke ouderdomsvraag niet aan de orde.
In dit jubileumjaar riep de gemeente op tot blikverruiming. Openstaan voor andersdenkenden en nieuwe perspectieven. Ik zou zeggen: begin met de eigen geschiedschrijving. Niet door te kibbelen over oud (na 1170) of nieuw (voor 1170), maar door eerlijk te vertellen dat Amsterdam een stad is waarin de stadsdelen Noord, Zuidoost en Nieuw-West een rol speelden bij de oorsprong. En dat onduidelijk is aan welk water (het IJ of het Die) en in welk jaar de eerste Amsterdammers zich er vestigden. Dat leidt tot een ontstaansverhaal waarin de buitenwijken er wél bij horen – meer dan dat. Laten we de proloog van Amsterdam herschrijven.
Bas Kok (Amsterdam, 1966) schrijft proza, non-fictie en essays. Thema's zijn Amsterdamse geschiedenis, stedelijke ontwikkeling en de psychologie van een veranderende stad. Voordat hij met publiceren begon werkte hij 20 jaar als arbeids- en organisatiepsycholoog.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.