Vanaf half zeven 's morgens bouwt Exploitatie Albert Cuyp bv de kramen op. In de ploeg van zes man werkt ook Rinus. Sinds 1972.
“Nog lekkerder.”
-“Wat”
“Nou, zij komt ook.”
-“Wie?” “Wie? Me schoonmoeder. Denk ik een paar weken van d’r af te wezen, zegt ze gisteren doodleuk, ‘dan zien we je daar wel.’ Zit ik ook in Salou met ze opgescheept.’ Godskolere.”
Zes man. Ze roken, brallen, geinen en zwijgen. Frank is al een paar uur wakker. Hij voert het hoogste woord. Rinus zit erbij. Hij heeft in het warme lokaaltje zijn groene winterjas nog aan. Hij draagt stevige sportschoenen onder een grijze pantalon met bandplooi. Hij is de oudste van het stel, 56, en de zwijgzaamste.
Hij was vanmorgen om half zes vertrokken. Met de bus van Purmerend naar het CS. Vanaf daar de tram. Om tien voor half zeven stapte hij de loods binnen. Hij reisde samen met Dennis. Maar Dennis – de Benjamin van het stel – liep voor hem uit. Hij huurt een kamertje bij Rinus. Uit noodzaak.
In een vorig leven drumde Rinus in een nachtclub in de Korte Leidse Dwarsstraat. Cabaret, swingende muziek, rumbaatjes. Hij begeleidde de optredens van travestieten. Maar de uren braken hem op. En hij zegt dat er veel gemene mensen rondliepen, criminelen. Hij ging hij op zoek naar ander werk, eerlijk werk. “Ik dacht: die mensen met een gewone baan die zijn toch ook best gelukkig.”
Ze werken twee aan twee. Jukken plaatsen, planken en latten leggen en dan het zeil spannen. De jukken wegen tegen de 30 kilo. De zeilen zijn groot en moeilijk handelbaar. Helemaal als er een stevige wind door de straat waait. Rond achten zijn ze klaar. Dan valt de groep uit elkaar. De een gaat slapen, de ander naar zijn tweede baan. Rinus gaat koffiedrinken, sigaretten roken – zijn gerolde sigaretten zijn prachtige kokertjes vol tabak. Of hij informeert bij de koopmannen of hun auto’s nog gewassen moeten worden.
Ze doen het allemaal, bijbeunen bij kooplui. Extra klemmetjes schroeven, een nieuw zeiltje plaatsen voor extra fooi, karretjes rijden, autootjes wassen. De marktkooplieden zijn de fruitbomen waar flink aan geschud wordt.
Rinus is gescheiden, woont met zijn dochter en dus ook met Dennis, die hij behandelt als zij eigen zoon. Hij heeft hem ook bij de voorman geïntroduceerd. En ja, die had wel werk voor hem. Voorman Bauke is tevreden over Dennis die met zijn Nike petje, kortgeschoren kop, Cavollo jackie en Nikes aan de voeten, in alles een lastig geval zou kunnen zijn, maar binnen de groep prima meekomt omdat hij ‘lekker kan werken’.
En Rinus? Ach, Rinus is Rinus. Soms een wat zonderling figuur tussen de gasten die zelfs in hun slaap nog het hoogste woord voeren. “Dag Marinus. Wat zien we er vandaag netjes uit.” Haast onverstaanbaar groet Rinus terug. Zijn goedemorgen verdwijnt onopgemerkt onder de tafel. Frank – de Salouganger, geboren op de Cuyp – overstemt hem alweer. “En wat heb je een prachtige broek aan vandaag Rinus. En wat zijn je haren netjes gekamd. Helemaal het mannetje.” Rinus glimlacht en laat een zestal suikerklontjes in zijn koffie glijden en sluit zijn ogen. Zijn antwoord gaat goeddeels verloren: “Ja, haren gekamd.”/ “Die jas had ik al.”/ “Oude broek hoor.”
Bauke klaagt niet. Rinus is altijd op tijd, nooit ziek. Maar wat trager. Vandaag werkt Rinus samen met Johan. De zes man van AC bv zetten 150 kramen op. De rest (110 kramen) wordt door drie andere kraamverhuurders opgebouwd.
Johan – ‘opa’ genoemd maar mét heimelijke bewondering – heeft een werktempo waar de anderen lovenswaardig over spreken. “Johan werkt op speed,” zegt de een. “Da’s een onverwoestbare turbo,” klinkt het uit de mond van een ander. Als Johan niet als eerste klaar is, is hij humeurig. Maar dat komt zelden voor.
Het regent. Rinus slaat zijn geruite Schotse shawl om, Johan stroopt zijn mouwen wat verder op. Johan pakt de jukken van de kar als Rinus met de Spijkerstaal een kar met planken gaat halen. “Ik mag graag rijden,” zegt Rinus. “Johan rijdt niet graag. Johan haat rijden, hè Johan.”
-“Wat? Nee, ik rijd niet graag.” Het zweet staat op zijn voorhoofd, zijn brillenglazen zijn beslagen.
Rinus heeft intussen zijn shawl afgelegd. Zijn groene jas tot op de heupen blijft goed gesloten. Als de planken en balken erop liggen, haalt hij een kar met zeilen. “Er staat een verraderlijke wind. Die wind neemt de zeilen mee. Ook ben ik eigenlijk net wat te klein. Als je die zeilen wil spannen, moet je echt op je tenen gaan staan. Het gaat maar net.”
Tussen twee kramen door. “Ik mis het drummen wel. Maar het is maar goed dat ik gestopt ben, want het maakte me ook oud. Mensen schatte me altijd een paar jaar jonger, maar door het werk in die nachtclub begon mijn haar uit te vallen. Door die neonlichten. Die zijn de pest voor je haar.” Dit werk houdt hem in beweging. Het moet wat worden, mijmert hij, als hij over vier jaar met pensioen gaat. “Misschien moet ik dan maar gaan trimmen. Voor je het weet heb je een buikje.” Toen hij laatst een week vrij had, was hij al wat aangekomen, zegt hij verontrust.
“Er is wel een hoop veranderd.” Hij praat graag over vroeger. Het was toen vooral beter. “Het is nu zwaarder. Minder geld. Vroeger kon er meer. Naast het gewone werk had je veel klussen. Marktkooplui stopten je veel toe. Nu zijn de klussen schaars en betalen ze niet zo veel meer. Het is allemaal duurder geworden. Vroeger verdienden ze meer omdat het drukker was. Ze schoven ze je dan gemakkelijker wat geld toe.”
Frank passeert: “Ach, Rinus schei toch uit. Het is nu helemaal niet zwaarder. Vroeger had je die rolkarren die je moest duwen. Klotedingen. Weet je wat pas echt zwaar is, wat echt een ongelofelijke opgave is: je vrouw tevreden houden. Dat is pas zwaar. Daar waren die zware rolkarren van vroeger niks bij. Nee Rinus, vrouwen…. Je kan beter een grote lekkere vent hebben.”
Rinus moet er beschaamd om lachen. Maar waar is Johan? Hun deel is opgebouwd. Hij speurt rond. Rinus loopt richting de loods. Johan komt er net uitgelopen. “Heb je een kar gestapeld, Johan?”
Hij knikt: “Die is al klaar.”
Tekst: Ferry Wieringa
Dit verhaal verscheen eerder in Z, Amsterdams Straatmagazine.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.