1000 Amsterdamse kinderen maakten het boek 'Als ik de baas was van Amsterdam'. Met zelfportretten en verhalen. Over hun stad, hun wijk, hun plein, hun leven. Soms grappig, fantasierijk of ontroerend, maar vooral goudeerlijk. Een reis door verschillende plekken in Amsterdam, door de ogen van onze opgroeiende jeugd. Een cadeau aan de stad ter ere van het 750-jarig bestaan van Amsterdam.
LEVENDE KOEKJES Op mijn etui staan levende koekjes en gebakjes met gezichtjes. Ik ging daarover dromen: Minikoekje vindt aardbeien lekker en mensen stom. Ik vond hem op school en hij liep weg naar Snoepjesland. Ik ging mee en ik zag iets wat ik nog nooit gezien had. Rare wezens met hoofden die een soort bakjes waren. Eentje was een koekje en de ander een kat. De wolken waren van suikerspin, de blaadjes van de boom waren van banaan. De struiken waren van kiwi en de boot was een stroopwafel, die voer door het water dat aardbeien smoothie was. Het gras was van groene suiker. Ik at wat van de zon en ik at wat van de grond en boem alles verdween. Ik ging alles snel uit-overgeven en toen was ik er weer. Ik ging op avontuur met een eenhoorn en een Donald Duck-koekje bracht me naar IJsjesland. Daar was een berg van ijsjes. Ik ging varen op een bananenboot met een reuzenlepel in mijn hand. Het was aardbeienijs. Ik gaf mijn eenhoorn een koekje maar dat vond hij niet lekker. Toen gaf ik hem een peer. Ik mocht zijn baasje zijn. Ik ging met hem naar de maan en toen naar Amsterdam, zo naar de oba. Daar gingen we samen een boek schrijven. – Dahlia Hussain
MIJN FEE Ik was tv aan het kijken toen ik een geluid hoorde. Ik ging naar buiten en zag niks. Maar toen hoorde ik een klein piepstemmetje: ‘Kijk uit.’ Het was een fee, net als in al die films. Ze was 7 centimeter groot en 3 centimeter breed. Ze was heel mooi. Zwart, met net zulk haar als ik: braids; ze is een beetje sassy. Ze vond zichzelf beter dan iedereen (ze is gewoon als ik, maar dan een fee). ‘Wat doe je?’ vroeg ik. ‘Een nieuw baasje zoeken’, zei de fee. Ze was klein maar wel supersterk, ze kon een hele auto optillen en dingen van driehonderd keer haar gewicht. Dus nu woont ze in mijn kamer en neem ik haar overal mee naar toe in mijn tas. Ze helpt me, ook als ik het antwoord niet weet op school. Alleen ik kan haar dan zien. – Chiamaka Ekeh
DE POEPENDE EENHOORN Er was eens een eenhoorn en die poepte elke seconde. Het zag eruit als neon regenboog sprinkles, alsof je het zou kunnen eten, maar het was alsnog poep. De eenhoorn ging maar door met poepen. Totdat ze werd meegenomen in een zak. Ze kwam in een paleis en werd gekroond tot Prinses Eenhoorn. Maar ze bleef maar poepen dus werd ze Prinses Poepeenhoorn. – Mika Landtman
SPROOKJE Er was eens een kat met twee staarten. Die kat at niet gewoon eten maar sterrenlicht. Zo was ze een levend zonnepaneel. Ze had ook een vriend die Luna heette. Luna was een hond met vleugels. Samen maakten ze mensen gelukkig. – Solomia Potapenko
ZE KAMT MIJN HAAR MET EEN VORK Bella is een zeemeermin, ze houdt niet van sla maar wel van patat. Eerst ben ik geschrokken, maar dan kamt ze mijn haar met een vork. Sommige zeemeerminnen doen dat. ‘Ephrath,’ zegt mijn moeder, ‘waar heb je die zeemeermin gevonden?’ ‘Gewoon in de zee.’ Voor mijn moeder is het ook de eerste keer dat ze een zeemeermin ziet. Ze neemt ons mee om ijsjes te kopen bij de Jumbo. – Ephrath Eliada Aboagyde
ROODKAPJE EN DE BOOM Er was een boom die kon praten. Hij was grappig en lief, maar hij had wel kleine voetjes. Roodkapje was opgegeten door de wolf en toen was ze begraven door iemand. De boom was niet opgegeten want een wolf houdt niet van bomen. Maar de boom lustte wel wolven! Hij rende achter hem aan en ging toen op hem springen en de wolf was plat geworden. De boom at hem op. – Oumaya Boujabah
VOORAL NIET NAAR HET BOS Er was eens een klein meisje dat haar moeder vroeg om alleen naar buiten te mogen gaan. De moeder wilde dat niet. Pas toen ze achttien werd, maar alleen vlak naast het huis en vooral niet naar het bos. ‘Wat kan er nou zo eng zijn?’ dacht het meisje en ze ging toch. En ze verdwaalde. Eerst ging ze op een boomstam zitten huilen, maar toen stond ze weer op en liep door totdat ze een piepklein huisje vond. Ze klopte aan en zag een piepkleine fee! Die bracht haar weer naar huis. – Misha Potapenko
DE CROSSMOTOR DIE NIET WOU OPGEVEN Er was eens een crossmotor die op de Schans ging. Hij deed een backflip en toen belandde hij verkeerd op de grond. Toen had de crossmotor een klein beetje pijn. Maar hij wou niet opgeven! Hij zei: ‘Ik ga het nog een keer proberen en nog een keer, net zolang tot het mij lukt.’ Zijn vriend kwam erbij en toen gingen ze het samen proberen. – Donny Nauta
DE ZIEKE PRINSES Er waren eens lang geleden een pratende theepot en een zieke prinses. De theepot was op zoek naar het medicijn, maar onderweg vond hij een prins. Die wist waar het medicijn was. Ze liepen tien minuten verder en zagen het, maar het werd bewaakt door een leeuw. Gelukkig had de prins een stuk vlees, dat gaf hij aan de leeuw. En de leeuw viel in slaap. De prins pakte het medicijn en ze gingen naar het kasteel. Toen zagen de prins en de prinses elkaar en ze werden verliefd. Een paar dagen later zijn ze getrouwd. – Awet Teklemariam
ELKE DAG Ik wou dat ik elke dag nieuwe chocolade uit mijn broekzak zou kunnen halen. – Amar Soliman
Het boek 'Als ik de baas was van Amsterdam' is tot stand gekomen tijdens de SKC Zomerscholen 2024 en 2023 in samenwerking met Noordje, het Van Gogh Museum en het Stadsarchief Amsterdam. Redactie door Anna van Praag.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.