In mijn ras-Amsterdamse familie zijn in de oorlog niet-alledaagse dingen gebeurd. Het leven van mijn opa bijvoorbeeld eindigde in concentratiekamp Bergen-Belsen. Mijn opa heette Dominicus Robijns. Hij was de vader van mijn moeder en is op 14 juli 1914 geboren in de Spaarndammerbuurt. Hij was straatventer en verkocht, net als zijn vader, bloemen en planten. Met zijn handkar stond hij op diverse plekken in het centrum van Amsterdam.
Al toen ik klein was, vertelde mijn moeder dat mijn opa in de oorlog fruit had verkocht aan een Joodse man. Omdat verkoop aan Joden verboden was, heeft hij daarvoor zes weken gevangen gezeten. Meer wist ik er niet van.
In januari 2012 ontdekte ik de online archieven van het Stadsarchief Amsterdam. Op hun website typte je bij ‘Indexen’ een naam van een persoon in en alle historische documenten die van die persoon zijn gescand, kun je inzien en downloaden: adreskaarten, politierapporten, paspoortaanvragen, marktkaarten, transportlijsten, begraafregisters, alles.
Een digitaal walhalla ging voor me open. Want toen ik de naam van mijn opa intikte, vond ik de gebeurtenis waarover mijn moeder zo vaak had verteld: in een gedigitaliseerd politierapport van 23 augustus 1942. Politieagenten noteerden in een boek wat er tijdens hun dienst op het politiebureau was voorgevallen: aangiften van diefstal, arrestanten die binnen werden gebracht, alles wat zich op een dag voordeed. Alle politierapporten uit de Tweede Wereldoorlog zijn gedigitaliseerd.
Politieagent Van Vredendaal had op die 23ste augustus 1942 verslag gedaan van het feit dat mijn opa en de Jood, Tobias Gerritse, waren gearresteerd en op het politiebureau aan het Jonas Daniël Meijerplein moesten overnachten. Het overgeleverde verhaal dat ik zo goed kende van mijn moeder werd op mijn scherm aangevuld met veel meer gegevens! Informatie die niemand in mijn familie zich had kunnen herinneren, of überhaupt ooit had geweten. Ik las bijvoorbeeld dat mijn opa en de Joodse man een dag later zijn overgebracht naar Bureau Joodse Zaken. Als liefhebber van geschiedenis en omdat ik niets heerlijker vind dan eindeloos speuren in archieven, kon ik mijn geluk niet op. Ondanks de droevige afloop.
Mijn waargebeurde verhaal heb ik rondom deze voor mij zo bijzondere scan geconstrueerd. Ik heb alle familieleden van Tobias Gerritse en zijn vrouw onderzocht, alles wat ik maar kon opzoeken in het online archief. Ik weet dus hoe oud ze waren, waar ze woonden, welk beroep ze hadden, wanneer ze met elkaar trouwden enzovoorts. Maar ook wanneer en waar ze zijn overleden…. Dat is te lezen in mijn nawoord.
Met deze aanvullende gegevens kon ik het verhaal extra goed tot leven brengen. En zo authentiek mogelijk maken. Gebeurtenissen in het verhaal waarvan ik niet exact weet hoe ze gegaan zijn, heb ik ingekleurd met mijn eigen fantasie.
Mijn verhaal beperkt zich tot die fatale dag in augustus 1942 en de gevolgen daarvan voor zowel de Joodse man als mijn opa.
Maar… er is ook een verhaal na het verhaal…
Mijn opa kwam begin oktober 1942 uit de gevangenis. Mijn moeder heeft haar vader daarna nog 3,5 maand meegemaakt. Hij is na z’n gevangenisstraf werkloos geworden, want zijn ventvergunning werd ingetrokken.
Daarom heeft hij min of meer vrijwillig gehoor gegeven aan de oproep in Duitsland te gaan werken. De tewerkstelling was een soort dwangarbeid, maar volgens mijn moeder voelde hij zich verre van gedwongen. “Hij vond het wel een leuk avontuur,” vertelde ze altijd.
Dat avontuur liep anders af dan hij verwachtte toen hij op 21 januari 1943 in de trein zat op weg naar Potsdam.
Wanneer en waarom weet niemand, maar volgens een vriend die de oorlog wél heeft overleefd, is mijn opa op een dag in woede ontstoken. Hij heeft toen een poster of schilderij met Hitler van de muur gerukt en in stukken gescheurd. Dat was reden genoeg om hem als ‘politiek tegenstander’ af te voeren naar strafkamp Sachsenhausen. Welke verschrikkingen hij daar nog jarenlang heeft moeten meemaken, weet niemand. Wel dat hij een paar maanden vóór de bevrijding in Bergen-Belsen terecht is gekomen. Misschien via een treintransport, misschien via een van de beruchte dodenmarsen.
Op 22 maart 1947 viel bij mijn oma een brief van het Nederlandse Rode Kruis op de mat: ‘Op 20 maart 1945 om 9:45 uur heeft te Bergen-Belsen het verscheiden plaatsgevonden van Dominicus Robijns, ten gevolge van hartzwakte.’
Toen mijn opa overleed, was mijn oma 29 jaar en had vier kinderen van 10, 9 (mijn moeder), 6 en 5 jaar.
Auteur: Daniëlle van Duin
Dit is het voorwoord van Danielle van Duins verhaal, kleindochter van Dominicus Robijns. Wil je het gehele verhaal lezen?
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.