Sla navigate over

1650 - Rembrandts zwarte buren

15 oktober 2024
Geschreven
Centrum
Hele stad
Verleden. Het verhaal van Amsterdam

Rembrandts schilderij Twee Afrikanen uit 1661 fascineert al eeuwenlang. Aanvankelijk dacht men dat hij in Antwerpen zwarte modellen schilderde, maar nu weten we dat er in zijn omgeving tientallen Afrikanen leefden, waaronder een gemeenschap van vrije zwarte Amsterdammers. Rembrandt heeft minstens twintig werken met mensen van Afrikaanse afkomst gemaakt.

Rembrandt van Rijn, Twee Afrikaanse mannen,1661. Olie op paneel. Mauritshuis

Afrikaanse aanwezigheid in de 17e eeuw

Twee andere voorbeelden (beide uit 1640) zijn De visitatie (een zwangere Maria die haar nicht Elisabeth bezoekt) en de ets De onthoofding van Johannes de Doper. Ook Govert Flinck heeft zwarte figuren geschilderd, zoals de Jonge Boogschutter uit 1639/1640. Hij woonde dat jaar waarschijnlijk bij Rembrandt in huis.

Het is moeilijk te zeggen wanneer de eerste man of vrouw van Afrikaanse afkomst zich in Amsterdam vestigde. Het eerste geregistreerde huwelijk was in 1593, toen de 29-jarige Bastiaan Pietersz. ‘van Maniconge in Afryken’ in ondertrouw ging met de Amsterdamse weduwe Trijntje Pieters. Zestien maanden later werd hun dochtertje Madelen gedoopt in de Nieuwe Kerk. Bastiaan werkte in de textielindustrie als verversgezel. Wellicht was hij zoals velen na de val van Antwerpen in 1585 naar de Noordelijke Nederlanden geëmigreerd.

Bezoek aan Amsterdam

Andere Afrikanen kwamen in het kielzog van Portugese en Spaanse Joden naar Amsterdam. In Spanje en Portugal was slavernij nog een veelvoorkomende praktijk, en nogal wat Sefardische Joden die zich in Amsterdam vestigden namen Afrikaanse bedienden mee. De bereisde Harderwijker Ernst Brinck (1582-1649) noteerde in een verslag van zijn reizen door de Lage Landen en Duitsland over zijn bezoek aan Amsterdam: ‘In die Breestrate wonen meest alle Portugijsen, sijnde meest Joden, hebbende oock in een huys haer vergadering. Vast alle hare dienstboden zijn slaven end moren.’

Rembrandt van Rijn, Afrikaanse vrouw, ca. 1630. Ets, Rijksmuseum

Afro-Atlantische migratie

Echt serieus kwam de toename van Afro-Atlantische migratie op gang met de verovering van het noordoosten van Brazilië (1630-1654) en diverse handelsposten in Afrika, waarmee de Amsterdammers vaste voet aan beide zijden van de Atlantische Oceaan kregen. Slaven verkregen bij aankomst hier hun vrijheid, aangezien slavernij in de Republiek niet was toegestaan. Veel zwarte bedienden werden in Amsterdam vrijgelaten of eisten zelf hun vrijheid op. Een van hen was Maria Cos uit Angola, die met de suikerhandelaar Moses Navarro uit Brazilië in Amsterdam was gekomen en in september 1652 trouwde met Jan Noenes, een 25-jarige Congolese zeeman. Drie jaar later werd hun dochter Anna geboren.

Huwelijken in Amsterdam

Tussen 1630 en 1665 trouwden in Amsterdam tientallen zwarte mensen afkomstig uit Brazilië, Angola, de Kaapverdische Eilanden en het eiland Sao Tomé. Zij waren zeker niet alleen bedienden: de meeste mannen die in Amsterdam trouwden waren zeelui of soldaat in dienst van de WIC, de VOC of de Admiraliteit. De meeste zwarte Amsterdammers woonden in de omgeving van de huidige Jodenbreestraat, bij het Oudezijds Huiszittenhuis (nu de Academie van Bouwkunst) en op het eiland Vlooienburg (nu Waterlooplein en Stadhuis-Muziektheater). De vaandrig Francisco d’Angola bijvoorbeeld woonde in 1659 met zijn vrouw Sesijelij Krabelije op de hoek van de Jodenbreestraat en de Markensteeg. Francisco had in Nederlands-Brazilië de leiding had gegeven aan een compagnie van zwarte soldaten in dienst van de West-Indische Compagnie (WIC).

Bij elkaar in huis

In 1657 trouwden tenminste drie echtparen van wie man en vrouw van Afrikaanse afkomst waren: Bastiaan Ferdinando van Sao Tomé en Maria Bastiaans uit Angola, Emanuel en Branca la Fonse uit Brazilië, Emanuel Coets uit Angola en Dianora uit Guinea. Zij waren volgens het register allemaal ‘swart’ en woonden bij de Sint Antoniespoort aan het einde van de Jodenbreestraat, behalve Dianora, die zich naar het zich laat aanzien vanuit Den Haag bij haar man in Amsterdam voegde. Al deze mensen kenden elkaar en woonden wellicht zelfs bij elkaar in huis. Nog in datzelfde jaar werden in het huis Moyses, de rooms-katholieke kerk in de Breestraat, drie zwarte kinderen gedoopt: Lucia, Catharina en Lucretia. Lucretia was de dochter van Emanuel en Branca la Fonse, Lucia de dochter van Bastiaan en Maria Fardinando. In deze huiskerk werden op 9 april 1657 de 22-jarige Anna Fernandes en de 24-jarige Elisabeth Glanich gedoopt, met Bastiaan Ferdinando als getuige.

Hun bestaan was verre van rozengeur en maneschijn. Zoals veel andere zeemansfamilies leefden ze onder erbarmelijke omstandigheden in kleine kamertjes of kelders. Het sterftecijfer was erg hoog en het leven op straat was soms ruig. Regelmatig waren er conflicten met justitie of buren. Het is duidelijk dat deze kleine gemeenschap zwarte buurtbewoners in armoede leefde, maar ook samen optrok, en voor zwarte nieuwkomers in de stad een herkenbaar adres waren.

Rembrandt van Rijn, De onthoofding van Johannes de Doper, 1640. Ets en droge naald, Rijksmuseum. Rechts houdt een Afrikaanse jongen de schaal gereed voor het hoofd van de Johannes de Doper

Komen en gaan

Naast deze groep Afrikanen die min of meer zelfstandig in de stad leefden, was het een komen en gaan van bedienden, vaak in slavernij. Soms kregen zij direct de vrijheid, zoals Zabelinha en haar twee kinderen uit Guinee; zij kwamen via Brazilië in Amsterdam en werden in 1642 vrijgemaakt. Anderen bleven lange tijd als dienstmeisje of knecht werken, zoals de ‘gewesen slaaf’ Jan Pick van Angola, die tot z’n achttiende bij de kapiteinsvrouw Aletta Houttuins in huis was. Weer anderen werden na een kort verblijf in Amsterdam meegenomen naar een andere kolonie, zoals de veertienjarige Esperansa; zij werd na enkele jaren in 1656 naar de plantagekolonie Barbados overgebracht.

Buurtgenoten

Het ligt voor de hand dat Rembrandt zijn modellen in die groep vrije Afrikaanse buurtgenoten vond. Wellicht was het voor deze mannen en vrouwen een welkome bijverdienste in moeilijke tijden. Wie de twee mannen zijn op het schilderij zullen we waarschijnlijk nooit met zekerheid kunnen zeggen. Bastiaan Ferdinando en zijn broer Manuel misschien, die beiden in de Breestraat woonden en in 1656 samen in dienst traden van de Amsterdamse Admiraliteit? Wie weet. Op de boedelbeschrijving uit dat jaar van Rembrandts bezittingen stond slechts één schilderij in de grote schilderkamer, zijn atelier, vermeld: ‘Twee mooren in één stuck van Rembrandt.’

Auteur: Mark Ponte

Ons Amsterdam 750 jaar

Dit verhaal is ontleend aan het boek Ons Amsterdam 750 jaar. Een bijzondere stadsgeschiedenis (Walburg Pers, 2024): een keuze uit de beste artikelen uit het historisch tijdschrift Ons Amsterdam.

Ons Amsterdam

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.