Sla navigate over

Schoorsteenvegers

15 oktober 2024
Geschreven
Centrum
Verleden
Verdwenen beroepen

Al sinds de 17de eeuw wonen er Italiaanse schoorsteenvegers in Amsterdam. Tot de oudste families behoorden Bertina, Cavallini, Ravelli, Baratta, Mazzetti en Rusconi. De meesten vestigden zich in de Groote Kruissteeg, Singel 289-293, die aan het einde van de zeventiende eeuw Schoorsteenvegerssteeg ging heten. Al snel verdrongen ze de Nederlandse schoorsteenvegers en ‘rookverdrijvers’ uit het vak; in de 19de eeuw hadden de Italianen vrijwel een monopolie.

P.A. Vitali en zonen rond 1920 achter hun huis in de Nieuwe Kerkstraat. V.l.n.r. Johan, vader Pietro, Hein. Knielend: Paul. Foto, SA

De Amsterdamse Italianen waren vooral afkomstig uit de streek Piemonte. De boerenzonen daar verruilden ’s winters de landarbeid voor een of ander ambacht, maar voor velen was er te weinig emplooi en zij trokken noordwaarts. Zo ook Giovanni Antonio Vitali, geboren in maart 1824, die rond 1840 zijn geboortedorp Druogno verliet en te voet naar Amsterdam trok. Naar verluidt moest Giovanni Vitali weer snel terug naar Italië om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Daarna keerde hij terug naar Amsterdam.

De Vitali’s

In 1844 vestigde G.A. Vitali zich als zelfstandig ondernemer in de Schoorsteenvegerssteeg. Door zijn huwelijk met Sophie Pardoen uit Den Haag verkreeg hij de Nederlandse nationaliteit. Hun eerste kind, Maria Catharina Louisa, werd op 8 april 1851 geboren en twee dagen later aangegeven bij de burgerlijke stand. De 28-jarige vader woonde nog in de Schoorsteenvegerssteeg, evenals de getuigen M. Baratta en J.M. Mazzeti. In de akte noteerde de ambtenaar de naam van de vader als ‘Johannes Antonius Vittali’.

Sindsdien zijn bijna alle Amsterdamse Vitali’s officieel Vittali, al gebruiken ze soms zelf nog de authentieke Italiaanse spelling. Van de tien kinderen van Giovanni en Sophia kwamen er vier in het schoorsteenvegersvak terecht. Pietro Johannes Antonio (1852-1912) trouwde drie keer en woonde en werkte als schoorsteenveger op diverse adressen aan het Singel. Hij bleef kinderloos. Johannes Lambertus (1871-ca. 1955) had een schoorsteenvegerbedrijf in de Leidsekruisstraat en later in de Oude Looiersstraat.

Paulus Wilhelm (1862-1934), het vijfde kind, verliet in 1884 op 22-jarige leeftijd het ouderlijk huis en ging met zijn jonge vrouw Anna Blok wonen aan het Weesperplein en in de Weesperstraat. Ze kregen negen kinderen. Drie van hun zoons werden eveneens schoorsteenveger: Antonius Paulus (1880-19?), Hendricus Johannes Cornelis (1887-1935) en Paulus Wilhelm (1903-19?).

Hendricus Vitali vestigde zich in de jaren twintig als schoorsteenveger en metselaar op het adres Kleine Kattenburgerstraat 88-90. Veel persoonlijk geluk viel het gezin niet ten deel. Zoontje Paul stierf op tweejarige leeftijd en Hendricus zelf was al weduwnaar toen hij in 1935 op 47-jarige leeftijd overleed.

“En dat mokkel heeft toen wraak genomen.”

‘Die blinde van de Weesperstraat’

De derde schoorsteenvegende zoon was Paul, geboren in 1903. Hij nam de zaak in de Weesperstraat van zijn vader over. De overname zou een dramatische aanleiding hebben gehad, herinnerde zijn achterneef Paul Vitali (1910-?) zich in 1985:

‘Je had in de Jodenbreestraat een bioscoop, die heette Tip Top. En daar brak een grote brand uit. ’t Vroor zó hard dat het bluswater meteen bevroor. En toen heeft die ouwe van de Weesperstraat al die kinderen uit de brandende bioscoop gehaald. Maar toen hij d’r uitkwam, was hij blind. Mijn vader noemde hem een concurrent.’

Het knikkerbombardement

De meest geruchtmakende episode in de familiegeschiedenis is het knikkerbombardement van 1919. Op Tweede Paasdag van dat jaar ‘regende’ het knikkers in mitrailleurtempo op en door de ruiten van Nieuwe Kerkstraat 48. Na de eerste paniek stroopten de zoons Vitali onversaagd, maar vergeefs, de daken en achtertuinen af. De geheimzinnige knikkerregens, die uit het niets leken te komen, hielden aan. De politie werd ingeschakeld en op 26 april verscheen het eerste krantenbericht.

De Courant schreef vol bewondering over de inzet van de politiemannen:

“Ze zaten op de daken, op de tuinhuisjes, in de bomen. En er was een kleine rechercheur, eigenlijk te klein voor rechercheur, die een gevaarvolle tocht door de tuinen volbracht. Behendig manoeuvreerde hij over schuttingen en daken, tot eensklaps een gerinkel verkondigde dat hij in ’n ruit terecht was gekomen.”

Voor neef Paul, toen bijna negen jaar, waren het gouden tijden:

“De knikkers lagen zó hoog in de tuin. We hadden zakken vol. En die gingen we dan verkopen.”

Een groot deel werd overigens door de politie als bewijsmateriaal in beslag genomen.

De zaak bleef een raadsel en heel Amsterdam bemoeide zich ermee. Diverse verdachten werden opgepakt en weer vrijgelaten. Het Algemeen Handelsblad ontving brieven van oud-Indischgasten die zeker wisten dat hier de Stille Kracht aan het werk was. Vader Vitali ontving een briefje van ‘Vrouw Roseno’, waarin stond dat dit een voorbode was van de rampen die het Joodse volk zouden treffen. Waarschijnlijk was zij in de war door het feit dat de zeer roomse Vitali’s woonden in de Nieuwe Kerkstraat, die rond 1900 nog alom Joden-Kerkstraat werd genoemd.

Begin mei hield de knikkerregen op, zonder dat de zaak was opgehelderd. De familie loste het raadsel later zelf op, maar hield de zaak liever stil. Paul Vittali:

“Mijn ome Toon, die boten loste aan de Amstel, had al jaren tevoren een oud wijf leren kennen, zeker wel twintig jaar ouder dan hij. Zij was schatrijk; ome Toon heeft dat wijf hélemaal uitgekleed en daarna liet hij haar in de steek. Maar ze hadden wel een zoon, die heette Tonny. En dat mokkel heeft toen wraak genomen. Ze kocht de voorraad op van een bankroete knikkerhandelaar op de Nieuwe Prinsengracht en heeft toen een paar jongens ingehuurd. Die hebben toen met katapults en zelfs een klein kanonnetje die knikkers afgeschoten, uit de bomen en vanaf de daken van broodfabriek Ceres en Carré.”

De geschiedschrijving van de schoorsteenvegerij

Na de oorlog, in december 1945, richtte Paul Vitali uit de Nieuwe Kerkstraat – die net als zijn vader zijn naam koppig met één t bleef schrijven – de nog steeds bestaande Algemene Schoorsteenvegers Patroons Bond op, vooral ter beteugeling van de beunhazerij in het vak. Erg succesvol was dat streven niet: in 1955 schafte de overheid de vakexamens af en werd schoorsteenvegen geen beschermd beroep meer. Op zijn oude dag was Paul daar erg verbitterd over.

In de jaren zestig verpachtte hij het bedrijf in de Nieuwe Kerkstraat en stortte zich op de geschiedschrijving van de schoorsteenvegerij. Na zijn dood in 1975 werd het bedrijf opgeheven.

In de jaren zestig nam het aantal schoorsteenvegerbedrijven in Amsterdam en elders drastisch af: gaskachels en centrale verwarming verdrongen de kolenkachels. Het bedrijf op Kattenburg was sinds de oorlog ter ziele. Vittali is nu nog het enige Italiaanse schoorsteenvegerbedrijf in Amsterdam.

Ons Amsterdam 750 jaar

Dit verhaal is ontleend aan het boek Ons Amsterdam 750 jaar. Een bijzondere stadsgeschiedenis (Walburg Pers, 2024): een keuze uit de beste artikelen uit het historisch tijdschrift Ons Amsterdam.

Ons Amsterdam

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.