Sla navigate over

Dansen bij Jansen

15 oktober 2024
Geschreven
Centrum
Hele stad
Verleden
Heden

In het voorjaar van 1977 liep de 22-jarige rechtenstudent Maarten van den Biggelaar met een vriendinnetje door de stad. Waar moesten ze naartoe om te dansen? Voor studenten was er niets. Amsterdam had geen studentendiscotheek, dus begon Van den Biggelaar er zelf maar eentje. Hij trommelde vier vrienden op die ieder hun vader zo gek kregen om te investeren.

Affiche voor de openingsavond van Dansen bij Jansen, 1977

Instant-hit

Een leeg pand vond hij aan de Handboogstraat 11 waar eerder country & western-café Tuf-Tuf had gezeten, maar dat was uitgebrand. Die zomer verbouwde Van den Biggelaar de zaak zelf met zijn vrienden. Ze noemden hun discotheek Dansen bij Jansen. Op 27 oktober 1977 openden de deuren. De prijs van een biertje was 1,25 gulden, maar op die eerste avond werd de eerste 150 liter bier gratis weggeven. Dat bier was binnen een uurtje op. Dansen bij Jansen was een instant-hit.

Ongedwongen

Mooi hoefde het niet te zijn. De schamele inrichting droeg juist bij aan de ongedwongen, onbekommerde danssfeer. Verslaggevers waren verbaasd over wat ze aantroffen: ‘Pluche en nepkristal ontbreekt. Slechts witgekalkte muren met hier en daar een kleurige streek verf, het houtwerk donkerbruin geschilderd en strakke lampenkappen van geëmailleerd metaal.’

Er werd niet één soort muziek gedraaid; disco, soul of funk klonk allemaal door elkaar. Formeel werden alleen studenten binnengelaten, want Dansen bij Jansen was een vereniging, om die reden hoefden ze pas om vier uur te sluiten. Maar aan het toegangsbeleid werd niet altijd strikt de hand gehouden.

Tijmen Vermaas, geboren en getogen Amsterdammer, werd in 1982 gevraagd als portier. Hij was bepaald niet het prototype student (hij had een succesvolle carrière als profbokser afgesloten) maar hij kwam geregeld bij Jansen. Tot dan stonden er een forse hockeyer en een roeier bij de deur. ‘Maar zij hadden geen vechtervaring.’

De uitgaanssfeer werd in de jaren tachtig grimmiger. ‘Wij hadden last van punkers. Die zaten in het café van kraakpand Vrankrijk aan de Spuistraat, maar dat sloot om 1.00 uur. Daarna kwamen ze bij ons, plichtmatig een beetje vervelend doen.’ Als het nodig was trad hij op. ‘Dat was makkelijk, want ze hadden handvaatjes. Eén keer heb ik een grote punker aan de veiligheidsspeld door zijn wang zó hup beetgepakt en meegevoerd naar buiten. Drugs? Er werd wel geblowd, maar cocaïne of andere harddrugs werden bij ons niet gebruikt.’

In 1987 kon Vermaas de studentendiscotheek van de twee overgebleven oprichters kopen. Hij bedacht zich geen moment. De bijnaam ‘Sjansen bij Jansen’ deed hij ook zelf eer aan; hij trouwde met de studente die hij aannam als barmeisje. Het aantal Dansen bij Jansen-liefdeskoppeltjes is niet te tellen, zegt hij. ‘We wilden een keer een feest geven voor ze, en hadden uitgerekend dat er dan een rij zou staan tot aan het Centraal Station.’

Vermaas: ‘Jansen was een soort kweekvijver voor het uitgaansleven, het zat tussen een discotheek en een clubhuis in. Je ging er een jaar of twee naar toe en dan sloeg je je vleugels uit. In Jansen kon je uitgaan met pakweg vijftien gulden. Daarvan kocht je een paar biertjes en dan had je nog een gulden over voor de portier. Geen nood als je geld echt op was: dan kon je ‘drinken van de plank’. Mensen die de dansvloer opgingen, zetten hun biertjes bovenop een plank aan de muur. De andere gasten dronken die glazen leeg.’ ‘Een TL-etje pakken’ was een andere gevleugelde Jansen-uitdrukking: dat betekende dat je tot sluiting bleef en de Tl-buizen je onverbiddelijk uit de nachtroes deden ontwaken.

Openingsavond van Dansen bij Jansen. Rechts drie van de vijf eigenaren, Diederik van den Biggelaar, Edwin van Hellenberg Hubar en Patrice Katz. Foto Eric Dix, Stadsarchief Amsterdam

Vermaas vertelt dat het uitgaansleven in de jaren tachtig sterk was opgedeeld per doelgroep. Studenten zag je niet in moderne extravagante gelegenheden als de Richter en later de RoXy en de iT. ‘De Steeg’, zoals de Handboogstraat en Voetboogstraat onder studenten heetten was een echte studentenhangout. Café Maarten, Carels en de Oude Herbergh werden bezocht door corpsballen, alternatiever waren café de Schutter, café Havelaar en eetcafé Het Pakhuis, waar ze saté serveerden. Een bruin-caféachtige sfeer domineerde; donkere houten stoelen, kaarsje op tafel, borrelnootjes met bier. Café Maarten werd gesponsord door Gauloises Blondes.

Studenten zwierden daarna door naar de Jordaan, café Winston in de Warmoesstraat of nachtcafé Cooldown. Dansen deden de ouderejaars ook in de discotheken Odeon, Escape en Mazzo. De gayscene hield zich voornamelijk op in de cafés aan de Reguliersbreestraat, maar sommige studenten pakten ook wel graag een afzakkertje in een gay-café als Montmartre. Een dergelijke overloop zag je steeds meer: grenzen begonnen te vervagen. Met de zwervende zwermen bezoekers zijn de veiligheidsproblemen begonnen, denkt Vermaas. ‘Iedereen verliet zijn vaste uitgaansplek en ging uiteindelijk overal naartoe. De mix van verschillend doelgroepen maakte het potentieel explosief.’ Hij was dan ook niet blij met de hit Onze stad, waarin Danny de Munk Dansen bij Jansen bezong: ‘Ineens stonden er allemaal fans van de volkszanger op de stoep. Kijk, als je in Odeon of de Richter plotseling een groep studenten zet, dan maakt dat niet uit – die worden opgevreten door de massa. Maar als je een stelletje Amsterdammers loslaat in een kleine studentendisco met eerstejaars, dan is hebben die studenten daar absoluut geen antwoord op.’

Bij de deur moesten ze steeds strenger optreden. Er kwamen allerlei mensen vanuit verschillende achtergronden en stromingen langs. Toen Vermaas begon stond hij in zijn eentje bij de deur, in 1986 waren ze op donderdag, vrijdag en zaterdag met z’n tweeën, begin jaren negentig al alle dagen van de week. In 1995 droegen de portiers voor het eerst kogelwerende vesten. ‘Dat was volkomen ondenkbaar in 1977 toen er gewoon een vrolijke blozende roeier bij de deur stond.’

Na 36 jaar sloot de studentendisco in 2013 zijn deuren. Een groep horecaondernemers heropende datzelfde jaar de disco als Disco Dolly, een naam die in 1977 ook al was geopperd. De dagelijkse leiding kwam in handen van de halfbroer van Vermaas, Steven Vermaas.

Het huidige uitgaanspubliek gaat af op dj’s, niet op locatie, ziet Vermaas. ‘Het is een sletterig publiek. Als ze ter plekke via social media vernemen dat het ergens anders leuker is, vertrekken ze acuut – een ramp voor ondernemers.’ Festivals zijn een grote concurrent. Maar niet alles is anders. Toen zijn broer er begon heeft Vermaas nog wel eens een blik geworpen in Disco Dolly. ‘Het is nog precies hetzelfde. Mensen dragen iets andere kleren, de muziek is een beetje anders, maar het bier is hetzelfde. Er zit zoveel leven in die zaak omdat het allemaal jonge mensen zijn. Die hebben nog geen klappen gehad. Ze staan vol in t leven, het bruist ervan. Een vulkaan van levensvreugd, prachtig.’

 

Ons Amsterdam 750 jaar

Dit verhaal is ontleend aan het boek Ons Amsterdam 750 jaar. Een bijzondere stadsgeschiedenis (Walburg Pers, 2024): een keuze uit de beste artikelen uit het historisch tijdschrift Ons Amsterdam.

Ons Amsterdam

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.