Sla navigate over

De smid op de Nieuwendijk

06 december 2024
Geschreven
Centrum
Verleden. Het verhaal van Amsterdam

De nederzetting aan de Amstelmonding kwam pas echt tot stand ná 1170, toen zware stormvloeden het landschap in enkele jaren drastisch hadden veranderd. Er vormde zich een aantrekkelijke vestigingsplek, een natuurlijke haven met een open verbinding naar het IJ en de Zuiderzee, die een strategische ligging kreeg in bovenregionale handelsnetwerken. Het waren vooral economische en strategische motieven die de eerste bewoners naar de riviermonding lokten, want de zompige veenbodem was allerminst uitnodigend. Die daalde namelijk voortdurend.

Paul Maas, impressie van bewoning op de Nieuwendijk ca 1350. Amsterdam Museum.

Nederzetting

De oudste nederzetting werd waarschijnlijk weggevaagd bij stormvloeden in 1214 en 1219. Vanaf circa 1225 kwam er nieuwe bebouwing, wat verder van de oevers van de Amstel en het IJ af, op de plaats van de latere Nieuwendijk en de Kalverstraat aan de westzijde, en van de Warmoesstraat en de Nes aan de oostzijde. Archeologische gegevens wijzen op een deels nog agrarische nederzetting, met twee verschillende gezichten: aan de oostkant verrezen de eerste bouwsels op vast afgebakende percelen aan een doorlopende dijk, aan de westkant op terpen met zowel huizen als werkplaatsen, waaronder de werkplaats van een wever en een smid. 

Nadat de eerste Amsterdammers hun terpjes hadden opgeworpen en er hun huizen op hadden gebouwd, merkten ze al snel dat er ‘vernatting’ optrad: de terp zakte weg in de zachte bodem. Jaar na jaar klonk de bodem verder in. Ze moesten dan opnieuw ophogen, waarbij het huis moest worden opgevijzeld of vervangen. Een terugkerend proces, want hoe meer lagen grond er werden opgebracht, hoe sneller de bodemdaling zich voltrok: het gewicht van elke nieuwe laag versterkte de inklinking van de veenbodem. Het ophogen en het aanplempen van nieuw land en de regulering van de waterhuishouding om dat allemaal te kunnen behouden, vormen de rode draad in de geschiedenis van Amsterdam.

Aan de omvang en de samenstelling van die ophogingen is het proces van de wording van de stad af te lezen. In 1987 werden op de hoek van de Nieuwendijk en de Nieuwe Nieuwstraat de werkplaats van een wever en een huis opgegraven. De doorsnede van de bodem zag eruit als laagjes spekkoek, waarin vrij nauwkeurig af te lezen was hoe vaak de wever tussen 1225 en 1250 zijn erf steeds weer had moeten ophogen.

Tien verschillende bewoningsfases

In 1979 hadden archeologen op de Nieuwendijk al de resten van een houten huis gevonden met tien afzonderlijke huisvloeren bovenop elkaar: tien verschillende bewoningsfases van één enkel huis, vanaf het einde van de 12e eeuw tot het einde van de 13e eeuw. Als de jaarringen van een boom tekende de geschiedenis zich in de bodem af: elke vijf jaar was de bodem zo’n tien centimeter gezakt.

De opgravingen besloegen een terrein dat vrij kwam door het afbranden van de oude bioscoop Royal. Op dit terrein had in de loop van de Middeleeuwen van alles gestaan: ambachtshuizen, woningen van kooplieden, het Onze Lieve Vrouwe-gasthuis, en vooral de bedrijven van ijzerwerkers, van wie de ovens vier meter onder het maaiveld opgespoord konden worden.

De vloer van het huis had een bakstenen stookplaats en ernaast bevond zich een werkplaats. In die werkplaats werden ijzererts, een smeedijzeren spaanhouder (een soort kandelaar) en gereedschap gevonden, wat erop wijst dat hier een smederij was. De smid leefde hier in 1275, het jaar dat zijn woonplaats voor het eerst formeel genoemd werd.

 

Opgraving Nieuwendijk 111.

De spaanhouder

Aan de overzijde van de Amstel, in de Warmoesstraat bij de Oude Kerk, zijn bij archeologisch onderzoek in 1983 ook de resten van houten huizen uit de 13e eeuw gevonden. Bij die huizen werd een ijzeren spaanhouder aangetroffen die identiek was aan de spaanhouder van de smid op de Nieuwendijk. Dat betekent dat de producten van deze smid populair waren aan beide zijden van het jonge dorpje. De Dam in de Amstel werd tussen 1264 en 1275 gelegd: toen de smid op de Nieuwendijk opgroeide was de overkant dus waarschijnlijk alleen nog per boot bereikbaar. Zijn woonomgeving was de Windmolenbuurt, vernoemd naar de molen die bij hem om de hoek stond. De overburen aan de Warmoesstraat noemden hun buurt de Kerkbuurt, vernoemd naar de allervroegste versie van de Oude Kerk.

Het archeologisch onderzoek op de Nieuwendijk wees ook uit dat Amsterdam in de dertiende eeuw niet een dorp van alleen vissers en kleine winkeliers kan zijn geweest. Een van de interessante ontdekkingen was dat smid zijn vuren met steenkool aan de gang hield – de straten rondom de werkplaats waren met dikke lagen sintels versterkt. De handelscontacten waren blijkbaar toen al zo ver, dat deze brandstof in behoorlijke mate beschikbaar was.

In de tweede helft van de 14de eeuw begon men metersdikke grondpakketten van klei- en veenzoden op te brengen, vermengd met mest en spaarzaam afval. Twee eeuwen lang kon op deze forse ophogingen worden gebouwd. Op den duur verdween mest als ophogingsmateriaal, wat aangeeft dat de deels nog open, agrarische stad overging naar een dichte, stedelijke bebouwing.

 

Auteur: Ranjith Jayasena

Opgravingen bij het voormalig perceel van bioscoop Cinema Royal, Nieuwendijk 156.

Ons Amsterdam 750 jaar

Dit verhaal is ontleend aan het boek Ons Amsterdam 750 jaar. Een bijzondere stadsgeschiedenis (Walburg Pers, 2024): een keuze uit de beste artikelen uit het historisch tijdschrift Ons Amsterdam.

Ons Amsterdam

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.