Sla navigate over

Floradorp in Vogelvlucht. Herinneringen aan de crisisjaren

22 januari 2025
Geschreven
Noord
Verleden

In 1978 vierde Floradorp haar 50-jarige bestaan. Ter gelegenheid hiervan verscheen het boekwerkje ‘Mooi rood is niet lelijk. Floradorp in Vogelvlucht’, waarin herinneringen van bewoners aan die eerste vijftig jaar centraal staan. In dit verhaal een greep uit herinneringen van toenmalige bewoners over de crisisjaren.

Floradorp in Vogelvlucht. Een speciale uitgave van buurtkrant 'De Olifant' in 1978. Auteurs: Hanneke Ritmeester en Ben IJpma

Crisisjaren

De jaren 1929-1940 worden meestal aangeduid als ‘de crisisjaren’ of als ‘de grote depressie’: een lange periode van krimp in de economie en van grote werkloosheid. De crisis begon in oktober 1929 in de Verenigde Staten na de ‘Beurskrach’ en kreeg al snel de hele wereld in haar greep.

Het aantal werklozen in Nederland bedroeg in 1930 circa 150.000 en kwam in 1935 op een hoogtepunt van bijna 600.000. Daarna daalde de werkloosheid wel enigszins, maar tot in de oorlog bleef het aantal werklozen boven de 350.000. Het was voor het eerst dat werkloosheid in Nederland zo’n omvang had bereikt en zo lang duurde. Van elke vier Nederlandse arbeiders was er één langer dan een jaar werkloos.

Werkloze zoekt werk via een sandwichbord, ca. november 1928. Vereenigde Fotobureaux N.V., Stadsarchief Amsterdam

De regering besloot de werklozen een financiële ondersteuning te geven. De ‘steun’ mocht niet te hoog zijn, anders zouden de werklozen – zo meende men – lui worden. Ze kregen een bedrag dat net voldoende was om de huur en een eenvoudige maaltijd te betalen. Voor uitgaan, sport of kleren hadden ze geen geld. Om te voorkomen dat de werklozen naast de steun een zwart baantje erbij zouden nemen moesten ze één of twee keer per dag een stempel halen in een stempellokaal. Dit werd als erg vernederend ervaren. Daarnaast konden ze gedwongen worden in de werkverschaffing te werken. Zo kon het gebeuren dat een werkloze onderwijzer met de schop aan het werk moest om sloten te graven of dijken aan te leggen. Uit deze tijd dateren grote openbare werken zoals het Amsterdamse bos.

Werkloze kapper probeert wat te verdienen op de Dam, ca. november 1931. Vereenigde Fotobureaux N.V., Stadsarchief Amsterdam
Aanleg van het Amsterdamse Bos in het kader van de Werkverschaffing (Boschplan). Gemeente Nieuwer-Amstel (na 1964 Amstelveen), 1937-1938. Stadsarchief Amsterdam
Aanleg van het Amsterdamse Bos in het kader van de Werkverschaffing (Boschplan). Gemeente Nieuwer-Amstel (na 1964 Amstelveen), 1937-1938. Stadsarchief Amsterdam

Crisistijd in de buurt

Ook in Floradorp hadden mensen het zwaar. Bewoners uit die tijd halen in 1978 herinneringen op. Mevrouw Ladru: “Als je vader steun had en de jongens wilden niet werken dan kreeg je geen cent. Op school kreeg je warm eten als je ouders steun hadden en je kreeg ook een bon voor de klompen, die kon je dan halen bij de klompenmaker Rabbi in de Latherusstraat. En de oudjes kregen bonnen voor blikken met van alles.”

Mensen die de huur niet op tijd betaalden, werden zonder pardon op straat gezet. Zes weken was daarvoor de maximale termijn. Omdat uithuiszetting in die tijd zoveel gebeurde, werd de Vliegende Brigade opgericht. De Heer Wouters: “Dat was een knokploeg van steuntrekkers. Die hielpen de wegens huurschuld bedreigde mensen. Deze groep was vooral actief in de Jordaan, de buurt waar ik zelf vandaan kom.”

Barricades

Mevrouw Tinneveld: “De rellen zijn hier wel geweest. Mijn oudste broer was toen niet thuis, en toen reed de politie op paarden door de straten en riep: ‘Ramen en deuren sluiten, want we schieten!’. In 1934 was dat, dat waren rellen in verband met het verlagen van de steun. Mijn vader ging naar buiten om te zeggen dat mijn broer nog niet thuis was. Mijn vader was bang dat mijn broer er niet door zou komen. Op het moment dat hij dat wilde zeggen, schoten ze op hem. Dat stuk uit de muur kan ik je nog aanwijzen. Ze schoten echt hoor, boven zijn hoofd, omdat hij de euvele moed had om naar buiten te gaan.”

Ome Chris Schirmann: “We hebben meegemaakt dat de pantserwagens door de buurt trokken. Door de straten op te breken, wierpen we er barricades tegenop! Door de werkloosheid hebben we pure armoede meegemaakt. M’n moeder kreeg dertien gulden steun in de week, maar je moest twee keer per dag stempelen. Als je dat niet deed dan werd er één gulden vijftig per keer dat je niet stempelde van de steun ingehouden. Dan deed m’n moeder een beroep op de vereniging ‘Liefdadigheid naar Vermogen’, maar dat was een zooitje etters! Die vroegen je elke keer de hemd van het lijf, en als je dan geen zin had om te antwoorden kreeg je geen stuiver van ze. Een van die mensen, Schröder heette die, heb ik in een kwaaie bui nog eens het gouden horloge van z’n bui getrokken toen ie door de buurt liep. Daar heb ik toen nog twee maanden voor moeten opknappen.”

Kinderen spelen in de Houtrijkstraat met de klinkers van de opgebroken rijweg, gebruikt voor het opwerpen van barricades tijdens het Jordaanoproer, juli 1934. Stadsarchief Amsterdam

Hulp

Mijnheer van Huystee: “In de crisistijd is er dertien weken gestaakt in de haven. En Ome Chris, hij wil het nu zelf niet zeggen, hij was toen groenteman en heeft in die tijd veel gezinnen van stakers in de buurt geholpen door ze van groente en dergelijke te voorzien.” Ome Chris: “Ja, je hielp mekaar zo een beetje. Je had in die tijd in de Korenbloemstraat Vrouwtje Sluip wonen. Die had een heel groot gezin. Zij was een heel gelovige vrouw, die bijvoorbeeld ook nooit naar de dokter ging. Want dan zei ze: ‘God maakt me wel beter’. Ze moest toen een keer bij mij zevenentwintig gulden betalen en toen had ze maar zesentwintig gulden. Dan zei ik ‘Dat is wel goed vrouwtje’ en dan zei zij heel bezorgd ‘Ken u dat wel missen?’, en dan zei ik ‘Vrouw weet je wat, je hoeft helemaal niks te betalen. Daar zorgt God wel voor’.”

Auteurs: Hanneke Ritmeester en Ben IJpma

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.