Het 750-jarig bestaan van Amsterdam wordt dit jaar groots herdacht en gevierd door alle Amsterdammers met meer dan tweehonderd activiteiten, verspreid over de stad. Het herdenken en vieren van het bestaan van een stad is geen nieuw fenomeen uit de eenentwintigste eeuw.
Misschien kunt u zich het 700-jarig bestaan van Amsterdam in 1975 nog wel herinneren, met evenementen als SAIL Amsterdam en de manifestatie in de RAI. Honderd jaar eerder, in 1875, werd de verlening van het tolprivilege echter al beschouwd als een ‘scharnierpunt’ in de geschiedenis van de stad. Reden voor een herdenkingsfeest dus.
Het eerste stadsjubileum in 1875-1876 was een feest voor en door de culturele elite. Deze groep rijke Amsterdammers voelde zich verbonden met het verleden van de stad, en wilde de schenking van het tolprivilege 600 jaar eerder ‘op gepaste wijze’ in herinnering brengen bij de Amsterdamse ‘burgerij’. Het initiatief voor de herdenking lag dus bij deze groep.
En zo werd de hoofdstad op 27 oktober 1875 ‘in vlaggedos’ gehuld. ‘s Avonds was het chique Paleis voor Volksvlijt het middelpunt van de herdenking. Voorafgaand aan het feestelijke orgelconcert dat werd georganiseerd, droeg historieschrijver P.H. Witkamp ‘met bezieling’ het Gedicht aan Amsterdam voor. Boven het orgel sierden de vlaggen van de heren van Amstel, de ‘geliefde driekleur’ van Amsterdam en de banier van het graafschap Holland, ter verwijzing naar de schenking van het tolprivilege.
Op maandag 15 mei 1876 – door vertraging later dan gepland – opende burgemeester Den Tex in de Oudemanhuispoort de allereerste historische tentoonstelling over Amsterdam. Met behulp van 4371 voorwerpen, afkomstig van 257 bruikleengevers, werd in zeven tentoonstellingszalen en vijf historische stijlkamers de geschiedenis van Amsterdam tentoongesteld. Toegang tot de tentoonstelling was alleen weggelegd voor de rijke Amsterdammers, want voor de entree betaalde men 1 gulden.
Ook de vervaardigde memorabilia weerspiegelden de trots op de stad en verbondenheid van de Amsterdammers met hun geschiedenis, maar door de hoge prijs waren ze enkel toegankelijk voor de elite. Financiële middelen en sociale hiërarchie bepaalden dus wie kon en mocht deelnemen aan het eerste stadsjubileum.
Tijdens het 650-jarig bestaan van Amsterdam in 1925 waren er voor het eerst festiviteiten voor zowel notabelen als gewone burgers. Zo was er voor de notabelen op zaterdag 12 september een receptie met het gemeentebestuur in het stadhuis en kwamen circa 250 genodigden maandagavond 14 september bijeen in het Paleis op de Dam voor een banket. Tijdens het banket hielden de notabelen tafelredes over de glorieuze geschiedenis van de stad.
Voor het ‘gewone’ volk werd er op maandag 14 september 1925 een officiële gedenkdag georganiseerd, aangezien 27 oktober vanwege het jaargetijde te laat zou zijn. De organisatie was deze keer niet in handen van de culturele elite van de stad, maar het Amsterdamse gemeentebestuur. Het gemeentebestuur had ingezet op een toegankelijke en inclusieve viering voor kinderen, volwassenen én ouderen, nog uitbundiger dan een halve eeuw geleden. Voor de organisatie van activiteiten werd daarom samengewerkt met lokale verenigingen, waaronder de Vereeniging tot Veredeling van het Volksvermaak. Ook waren er kinderspelen, muziekvoorstellingen en werd er gefeest en gedanst op straat.
Bovendien had de door het Genootschap Amstelodamum georganiseerde Historische Tentoonstelling der Stad Amsterdam 1275-1925 een betaalbare entreeprijs, waardoor een breed publiek de tentoonstelling kon bezoeken.
In 1975 koos het Bureau Amsterdam 700 voor een zo breed en open mogelijke herdenking, gericht op de hele stad en diverse bevolkingsgroepen. Daarom werd besloten het stadsjubileum heel 1975 te vieren onder het thema Amsterdam 700 jaar wonen – werken – spelen. Alle 250-350 georganiseerde activiteiten zoals tentoonstellingen, concerten, stadswandelingen en sportwedstrijden pasten binnen dit thema. Sommige activiteiten hadden echter – door het streven naar een inclusieve herdenking – nog maar weinig met geschiedenis te maken. Het ging dus vooral om het verbinden van Amsterdammers met elkaar.
De organisatie bood bovendien de mogelijkheid om te participeren: Amsterdammers konden ideeën voor activiteiten en suggesties voor verbeteringen in hun leefomgeving insturen. Burgemeester Samkalden’s visie dat het jubileum ‘dóór ons allen, vóór ons allen’ moest zijn, kwam dus tot leven. Het stadsjubileum draaide in de loop der jaren dus steeds minder om het historische verhaal. Belangrijker was dat de vieringen steeds toegankelijker, inclusiever en diverser werden gevierd.
De grote jubileumactiviteiten trokken veel bezoekers. Zo kreeg de literaire manifestatie Boek en Stad op het Museumplein veel belangstelling en was de opening van het Holland Festival een ‘varend muzikaal feest’. Meer dan 100.000 voetballiefhebbers kwamen naar het internationale voetbaltoernooi in het Olympisch Stadion. Hoogtepunten van het jubileumjaar waren de manifestatie Mokum 700 in de RAI en Sail Amsterdam 700, welke 223.383 duizend en bijna 1 miljoen bezoekers trokken.
In 1975 vond de officiële herdenking voor het eerst plaats op 27 oktober, de dag waarop Amsterdam het tolprivilege ontving. Het hoogtepunt van de gedenkdag was de officiële opening van het Amsterdams Historisch Museum (nu Amsterdam Museum).
Tijdens de jubilea in 1875, 1925 en 1975 werd de schenking van het tolprivilege door graaf Floris V in 1275 herdacht. Dit gebeurde zowel plechtig en in kleine kring, als feestelijk, jolig en massaal. De ene herdenking duurde een avond, de ander een heel jaar. Het belangrijkste aspect is misschien nog wel dat er altijd collectief herdacht wordt. Ook werden de stadsjubilea steeds groter en uitbundiger gevierd; van één gedenkdag met een historische tentoonstelling in 1875 tot een herdenkingsjaar met 250-350 jubileumactiviteiten honderd jaar later. Daarnaast werden de vieringen steeds inclusiever. De ‘verjaardag’ van Amsterdam is de afgelopen eeuwen dan ook uitgegroeid van een elitaire herdenking naar een stadsjubileum voor alle Amsterdammers.
Auteur: Daphne Luijters
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.