Op veel plekken in de wereld gebruikte men vroeger kaurischelpen als geld. Deze witte schelpen met glanzend oppervlak en spiraalvormige opening hadden een verdrietige bijnaam: slavengeld. De schelpen werden namelijk gebruikt om tot slaaf gemaakte mensen te verhandelen. Het slavengeld lag opgeslagen in het Grote Zeemagazijn op Oostenburg.
Het gebruik van kaurischelpen als betaalmiddel is een praktijk die honderden jaren teruggaat. De schelpen worden vooral gevonden in de Indische Oceaan, maar hun waarde was in West-Afrika veel groter dan in de gebieden waar ze vandaan komen.
De schelpen hadden spirituele waarde en geldwaarde in West-Afrika. Ze werden gebruikt in de lokale economieën en als bruidsschat, omdat de kauri werd gezien als vruchtbaarheidssymbool. En ze werden gedragen als sieraad.
In Afrikaanse literatuur wordt verwezen naar geschenken van kaurischelpen, kaurischelpen tegen betaling en kaurischelpen als graadmeter van rijkdom. Gevangengenomen dorpshoofden moesten bijvoorbeeld voor hun vrijlating eerst 250 kauri’s betalen.
Kaurischelpen hadden ook een spirituele betekenis. Ze werden voor waarzeggerij gebruikt door traditionele genezers. En bij begrafenissen werden kaurischelpen in het graf geplaatst, zodat de doden in het hiernamaals palmwijn en voedsel konden kopen.
In de 17e eeuw reisden Nederlandse schepen naar alle uithoeken van de wereld, waaronder de verre kusten van de Indische Oceaan. Het was de zogenoemde Gouden Eeuw van Nederland, die zich kenmerkte door een ongekende bloei in handel, wetenschap, militaire macht, en kunst. Amsterdam in het bijzonder stond centraal in de wereldhandel, dankzij de machtige Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC).
De schepen van deze compagnieën keerden niet alleen terug met specerijen, textiel en andere kostbare goederen, maar ook met kaurischelpen. Nadat Nederland het eiland Ceylon (Sri Lanka) op de Portugezen veroverde, werd Amsterdam zelfs het grote middelpunt van de handel in kauri.
Het Oost-Indische Zeemagazijn op het eiland Oostenburg was een gigantisch pakhuis van de VOC. Het was het grootste gebouw van Amsterdam en had 2 vleugels van ieder 4 verdiepingen. Het enorme gebouw was 215 meter breed en 25 meter diep, en besloeg de volle breedte van de werf. In het pakhuis lagen voorraden voor de schepen en kostbare goederen opgeslagen. En er was een aparte verdieping voor de opslag van kaurischelpen. Zoveel waren er.
De schelpen werden in eerste instantie gewaardeerd om hun exotische schoonheid. Totdat de Amsterdamse handelaren en ontdekkingsreizigers meer leerden over de waarde van kauri in andere culturen, en de schelpen in een ander licht begonnen te zien. Uit hebzucht en vrekkigheid vloeien alle ondeugden voort. Dat gold ook voor de kaurischelpen.
Met scheepsladingen tegelijk werden de kauri’s van Amsterdam naar koloniale enclaves en handelsposten in Afrika verzonden. Daar werden ze gebruikt voor de aankoop van goud, goederen en tot slaaf gemaakte mensen. De VOC ging zelfs een stap verder. De compagnie verkocht de schelpen ook aan andere Europese slavenhandelaren, die er op hun beurt ook weer slaven van kochten. Daarmee droeg de VOC dubbel bij aan de gruwelen van de slavernij en de slavenhandel.
Het slavengeld belandde ook in Suriname. Daar kreeg het geld een nieuwe naam: ‘papamoni’. De naam ‘papamoni’ leidt terug naar de zogenoemde ‘papanegers’. Dit waren tot slaaf gemaakten van de Papa-stam. Zij werden vanuit de Slavenkust in het koninkrijk Dahomey naar Suriname vervoerd. Daar moesten ze op plantages werken. Ontsnapte tot slaaf gemaakten werden in Suriname ‘bosnegers’ genoemd. Wanneer zij handel voerden, werden ze betaald in kauri. Daar maakten zij vervolgens weer amuletten van.
De waarde van ‘papamoni’ in Suriname is grotendeels positief en genezend van aard, en biedt een scherp contrast met de negatieve ondertonen van hun gebruik in de slavenhandel. De schelpen worden net als in West-Afrika vaak gebruikt in traditionele kleding en sieraden, zoals kettingen en armbanden. Ze dienen als herinnering aan de veerkracht en overlevingskracht van de Surinaamse voorouders.
In sommige culturele praktijken en Winti, een Afro-Surinaamse religie, hebben kaurischelpen een spirituele betekenis. Ze worden gebruikt in rituelen en als onderdeel van beschermende talismannen. Zo’n beschermende talisman wordt een ‘tapoe’ genoemd. Een voorbeeld daarvan is een boei – een slavenarmband met aan de uiteindes 2 knopen – met daaraan een paar kaurischelpen. De schelpjes worden gezien als monden van de goden, middelen voor communicatie met de spirituele wereld.
De hedendaagse omgang met kauri is ook een reflectie op het proces van herinneren en verwerken van het slavernijverleden. De handel in de schelpen droeg bij aan de economische welvaart van Amsterdam en versterkte de positie van de stad binnen het wereldwijde handelsnetwerk. Maar het is belangrijk om te erkennen dat de bloei en rijkdom van Amsterdam werden gebouwd op systemen van uitbuiting, waaronder slavernij en kolonialisme. De kaurischelpen zijn onlosmakelijk verbonden met deze donkere geschiedenis.
De huidige Stopera is gebouwd op het voormalige stadseiland Vlooienburg. Ook hier zijn bij opgravingen tientallen kaurischelpen gevonden. Misschien waren sommige daarvan ooit eigendom van de kleine vrije zwarte gemeenschap die daar leefde in het midden van de 17e eeuw.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.