Sla navigate over

Paniek en Angst

16 december 2024
Geschreven
Centrum
Hele stad
Verleden. Het verhaal van Amsterdam

Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. Het voortbestaan van Nederland hing aan een zijden draadje. In dit jaar werd Nederland aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen.

Jacob de Lambre, Voorstel voor de verdediging van het bevroren IJ voor Amsterdam. Prent, 1672-1673, Stadsarchief Amsterdam

Extra verdediging

Op 26 juni 1672 verzamelt een woedende menigte zich voor het huis van burgemeester Henrick Hooft aan de Herengracht, bang voor de naderende Fransen. Ze eisen de sleutels van de stadspoort uit vrees dat Hooft zich zal overgeven. Uiteindelijk worden de sleutels naar het stadhuis gebracht, zodat de burgers er zicht op hebben. Dit besluit weerspiegelt de paniek in de stad en het wantrouwen van de Amsterdammers jegens hun bestuurders.

Met de sleutels veilig opgeborgen zet Amsterdam zich schrap voor een aanval. De stadspoorten gaan dicht, de valbruggen worden opgehaald. Textielhandelaar Andries Schoemaker herinnert zich later ‘hoe alles op de been [was]’: de schutterij bewaakt dag en nacht de stadsmuren, weesjongens krijgen de opdracht een wal voor de Haarlemse- en Leidsepoorten te graven, de doopsgezinde gemeenschap zet een soort vrijwillige brandweer op. Zelf rijdt Andries, twaalf jaar oud, kruiwagens met aarde naar de rand van de stad, waar koortsachtig gebouwd wordt aan een extra verdediging.

Vluchtelingenstroom

Achter de Waterlinie is Amsterdam de best verdedigde stad van de Republiek; een veilige haven te midden van al het oorlogsgeweld. Vanuit de bezette steden vluchten mensen naar Amsterdam. Onder hen bevindt zich Margaretha Turnor, vrouwe van Amerongen. In een brief aan haar zoon beschrijft ze de vluchtelingenstroom waar ze zelf deel van uitmaakt: ‘De mannen en vrouwen langs de weg gingen en huilden als kinderen (…) Het is ongelooflijk hoeveel mensen hierheen zijn gevlucht, men zou zeggen dat de stad hen onmogelijk allemaal kan bergen.’

Terwijl een deel van de Amsterdammers zich bezighoudt met de verdediging van de stad, lijken anderen de moed al te hebben opgegeven. Regent Gillis Valckenier ziet hoe de angst verlammend werkt: iedereen staat ‘als bedwelmt en stom, elk was syn huys te kleyn en te bang’. Wie de straat op gaat op zoek naar troost, vindt daar niets anders dan ‘gekerm en miserie’. Het openbare leven komt tot stilstand. Winkels en scholen sluiten de deuren, de ‘ambachten staan stil’. Alleen de kerken zijn open, en kunnen de toestroom van mensen die willen bidden voor het behoud van de stad nauwelijks aan.

Anoniem, Prinsgezind aanplakbiljet waarin zes eisen worden geformuleerd met betrekking tot gewenste veranderingen in de regering. Onder de eisen staat een vers waarin de prins van Oranje wordt geëerd en de dood van de gebroeders De Witt wordt gevierd. Amsterdam, 1672

Redeloze angst

In de chaotische eerste weken van de oorlog slaat redeloze angst vaak om in woede. De Amsterdamse burgemeesters worden belaagd. Henrick Hooft moest zijn sleutels al afstaan; een week later wordt op de Haarlemmerdijk de koets van zijn collega Andries de Graeff bestormd. De Graeff is met een boodschap onderweg naar Den Haag, maar het volk verdenkt hem van verraad. Men scheldt hem uit voor alles wat lelijk is, ‘terwyl een wyf hem naar de pruik greep en een ander hem haar muts in het aangezigt smeet’. De burgemeester wordt gedwongen terug te keren naar het stadhuis.

Prins van Oranje

Voor het wanhopige volk is er maar één man die het land kan redden: Willem III, prins van Oranje. De jonge legeraanvoerder organiseert het militaire verzet van de Republiek en gaat voor in de strijd. In een poging het volk te kalmeren nodigen de Amsterdamse regenten hem uit voor een bezoek aan de stad. Zo hopen ze hun eigen reputatie en gezag te redden. Op 12 augustus arriveert Willem voor een driedaags bezoek. De prins inspecteert de stadswallen, spreekt met de schout en belooft dat hij persoonlijk in Amsterdam het bevel zal komen voeren als Muiden en Weesp vallen. Overal waar hij komt wordt hij door uitzinnige menigten toegejuicht. Jongens rennen door de straten en zingen ‘Oranje boven en Wit onder, Die ‘t anders wil, die sla de donder!’ Tijdens een rondrit door de stad klemt een huilende vrouw haar armen om Willems been en roept: ‘O mijn prins, mijn prins!’

Romeyn de Hooghe, Allegorisch portret van stadhouder Willem III temidden van zijn voorvaderen. Onderaan: het feestelijk uitgeleide van de prins uit de stad na zijn driedaags bezoek van 12-15 augustus 1672. Prent, 1672. Stadsarchief Amsterdam

De moord op de gebroeders De Wit

De terugkeer van de rust en orde waar de regenten op hoopten, blijft echter uit. Een week na Willems bezoek bereikt de paniek een gewelddadig hoogtepunt. Na de moord op de gebroeders De Witt trekken de mensen joelend en tierend door de straten, zwaaiend met oranje vlaggen en brullend: ‘Oranje wert groot, de Witten zijn doot!’ Voor de grachtenpanden van de burgemeesters verzamelen zich wederom boze spreekkoren. Ook het huis van admiraal Michiel de Ruyter wordt belaagd en moet door de schutterij worden ontzet.

Het is niet slechts een spontane uitbarsting van volkswoede. Drie dagen na de lynchpartij nagelt iemand een pamflet op de deur van de beurs aan het Rokin. Opstandige burgers eisen zes veranderingen, waaronder het aftreden van het stadsbestuur. Ze maken duidelijk niet terug te schrikken voor geweld: ‘Die dit biljet afscheurt, sal een Kogel tot vereeringh genieten [cadeau krijgen].’ Het manifest sluit af met de onheilspellende belofte dat de burgers bij weigering ‘op syn Haegs sullen huyshouden’. Het is een rechtstreeks dreigement aan de Amsterdamse regenten.

Tot een gewelddadige afrekening komt het echter niet. De burgemeesters slagen erin de openbare orde te handhaven. Amsterdam begint voorzichtig te geloven dat de Waterlinie stand zal houden, en de regenten proberen met strenge maatregelen een gevoel van veiligheid te creëren. Er worden drie extra vendels soldaten geworven. De stadspoorten gaan later open en eerder dicht. Het aantal wachters op de stadswallen verdubbelt, en de burgemeesters lopen hoogstpersoonlijk mee met de nachtelijke rondes.

Anoniem, Penning ter ere van de Amsterdamse Burgerwacht, 1672. Opschrift keerzijde: ‘D'Amsterdamsche Burgerij / Tart des vijands razernij’ (…). Zilver, Amsterdam Museum

De bevroren polder

Spannend wordt het nog even rond Nieuwjaar, als de Waterlinie dichtvriest. Bij Woerden wagen de Fransen zich op het ijs. Voorzichtig, en zonder paarden, overbruggen de soldaten acht kilometer bevroren polder. Aan de overkant liggen Bodegraven en Zwammerdam. De Fransen moorden de bevolking uit en branden de dorpen plat. Ze staan op 30 kilometer van Den Haag, maar doorstoten naar Holland, zoals het plan was, lukt echter niet. De Republiek wordt gered door de lente.

Andries Schoemaker ziet daarin de hand van God: ‘Deze wonderbaarlijke, snel invallende dooi heb ik toen als een wonder van de Allerhoogste ervaren en dat was het ongetwijfeld ook. Want toen ik ’s morgens naar de kerk ging, lag er nog stevig ijs; toen ik uit de kerk kwam, zag ik het ijs in de Prinsengracht drijven.’

Auteur: Janna Toepoel

Ons Amsterdam 750 jaar

Dit verhaal is ontleend aan het boek Ons Amsterdam 750 jaar. Een bijzondere stadsgeschiedenis (Walburg Pers, 2024): een keuze uit de beste artikelen uit het historisch tijdschrift Ons Amsterdam.

Ons Amsterdam

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.