Sla navigate over

Wat waren typisch Amsterdamse koopmansgoederen?

20 mei 2025
Geschreven
Centrum
Hele stad
Verleden
De Smaak van Amsterdam
De wereld en Amsterdam
Ondernemers

In het hart van de 17e en 18e eeuw, toen Amsterdam uitgroeide tot een wereldwijde handelsmacht, was de stad een knooppunt van bruisende bedrijvigheid. Amsterdam was doordrenkt van de geur van koffiebonen, de smaak van haring en kruidige rijkdom. Een overzicht van typisch Amsterdamse koopmansgoederen.

Westerstraat 139, Koffie, thee, cacao en suikerwinkel, 1902. Stadsarchief Amsterdam.

Gebouwd op haringgraten

Het waterrijke achterland van de provincie Holland was een paradijs voor vissers. Maar terwijl de visserij floreerde in Holland, was Amsterdam eigenlijk helemaal geen visserijstad. Toch maakten Amsterdammers naam in de vishandel. Zij speelden namelijk een cruciale rol bij het klaarmaken en vervoeren van haring.

In de 14e eeuw ontdekten de Amsterdammers hoe ze de spekbokking konden bewaren en exporteren door ze te ‘kaken’ (strippen en zouten). Het resultaat? Amsterdam werd een hotspot voor de handel in haring. Kuipers, handelaren en haringpakkers zorgden ervoor dat de vis een van de belangrijkste exportproducten werd. De zware gezouten haring was kostbare handelswaar, bestemd voor klanten zowel in Nederland als in het buitenland. De welvaart van Amsterdam was gebouwd op haringgraten, zo luidde het gezegde. Een indrukwekkende prestatie voor een stad die niet betrokken was bij de vangst van de vis.

Volksvoedsel

De vismarkt, en dan specifiek de haringmarkt, was een van de allereerste markten in de stad. Dagelijks werd er vis vanaf de Amstel, de Zuiderzee en de Noordzee aangevoerd naar de Dam, die vaak meer weg had van een vissershaven dan een marktplein. Iedereen in de stad at vis. De rijkere Amsterdammers deden zich tegoed aan flint, baars en pieterman, terwijl het voetvolk stokvisjes, kleine scholletjes en paling naar binnen werkte. Haring werd door alle klassen gegeten.

Amsterdamse haring moest groot zijn. Niet omdat de inwoners luxueuze, grote haringen konden betalen, maar omdat grote haring in stukjes werd gesneden en dus gedeeld kon worden met het hele gezin. Daarnaast werden de stukjes haring aan de kraam verkocht voor slechts een paar centen

Een dame en heer aan een maaltijd van haring, wijn en fruit, in een tuinhuis of prieel met uitzicht op een grote tuin. Stadsarchief Amsterdam.

Tafelzuur

In de 17e eeuw kwamen er veel gevluchte Joden naar Amsterdam. Zij namen zuur met zich mee dat ze gebruikten om de zoute smaak van de haring te compenseren. Dit tafelzuur werd vaak samen met stukjes haring aan de kar in de Amsterdamse buurten verkocht. De traditie ontstond in de Jodenbuurt waar veel Joden in grote armoede leefden. Hoewel de haring inmiddels een stuk minder zout is dan vroeger, kun je nog altijd bij elke zichzelf respecterende kraam een haring bestellen met Amsterdams tafelzuur.

De Joodse bevolking had ook een eigen vismarkt aan de Houtgracht. ‘Een dode vis is onverkoopbaar’, en dus lagen er in de Houtgracht schuitjes gevuld met zeewater. De vissen in deze schuiten werden in leven gehouden door ‘hobbelstudenten’ die de golfslag van de zee nabootsten door wijdbeens op een overdwars gelegde plank wippende bewegingen te maken.

Kostbare kruiden

Naast de haringhandel speelde ook de specerijenhandel een cruciale rol in de economische groei van Amsterdam. De stad was misschien wel de belangrijkste thuishaven van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), een van de machtigste handelsmaatschappijen ter wereld. De zoektocht naar kostbare specerijen, zoals peper, nootmuskaat, kruidnagel en kaneel, bracht de VOC naar de verre oostelijke uithoeken van de wereld.

De specerijen werden niet alleen gebruikt om voedsel te kruiden, maar ook voor medicinale en zelfs financiële doeleinden. De waarde van specerijen was ongekend hoog. Zo was een kilo nootmuskaat omgerekend in euro’s zo’n € 1.640,- waard. De specerijen werden op de Amsterdamse beurs verhandeld, en de prijzen fluctueerden wild.

Interieur Gemeentelijk Handels Entrepot - Specerijenzolder. Stadsarchief Amsterdam.

Dodelijk monopolie

De stad bloeide op als een smeltkroes van culturen, gedreven door de geurige geheimen uit het Oosten. De specerijenhandel symboliseerde de economische macht van Amsterdam, maar ook het tijdperk van ontdekkingen en avontuur. Maar het was niet allemaal rozengeur en maneschijn.

De VOC gebruikte brute en onmenselijke methodes om het monopolie op de specerijhandel in handen te houden. Jan Pieterszoon Coen was de gouverneur-generaal van de VOC in Azië. In een poging om het monopolie op nootmuskaat te behouden, liet Pieterszoon Coen in 1621 de bevolking van de Banda-eilanden, waar de meeste nootmuskaat vandaan kwam, genadeloos uitmoorden. De verschrikkingen die op deze eilanden werden begaan, zijn onvergeeflijk en een donkere vlek in de geschiedenis van de specerijenhandel. Zij herinneren ons eraan dat winst nooit ten koste van menselijk lijden mag gaan.

Koffiehuis

Aan het eind van de 17e en het begin van de 18e eeuw verscheen er naast het haring- en specerijenaroma een nieuwe geur in Amsterdam: koffie. De allereerste kopjes koffie werden geschonken in speciale koffiehuizen. In deze gezellige plekken draaide het niet alleen om genieten van koffie (soms ook van een alcoholisch drankje), maar vooral om sociaal contact. Mensen kwamen hier samen en lazen en bespraken de nieuwste kranten, tijdschriften, pamfletten en roddels. Het koffiehuis was de sociale mediaplek van die tijd, waar buren en vrienden elkaar ontmoetten en bijpraatten.

Ook werden er allerlei spelletjes gespeeld in koffiehuizen, zoals dammen, schaken, dobbelen, kaarten en triktrak, een bordspel dat veel lijkt op backgammon. Waar wordt gespeeld, wordt ook gegokt. Het gokken in de koffiehuizen liep zelfs zo uit de hand dat het stadsbestuur in 1697 besloot het spelen van kaarten, dobbelen en triktrak te verbieden. Koffieschenkers riskeerden een boete van 200 gulden, en klanten 25 gulden als ze betrapt werden. De Staten van Holland wilden koffiehuizen volledig verbieden. Door te vaak naar de koffiehuizen te gaan, zouden bewoners hun dagelijkse werk en verantwoordelijkheden verwaarlozen, en een lui en zinloos leven leiden.

Drinkende en rokende heren rond een tafel bij een open haard in een koffiehuis. Stadsarchief Amsterdam.

Zelfgekweekte koffiegekte

De opkomst van het koffiehuis in Amsterdam was geïnspireerd door de islamitische wereld. Oorspronkelijk groeide het koffieplantje in Zuid-Ethiopië. Maar Arabische handelaren, met hun neus voor kostbare schatten, ontdekten het koffieplantje en brachten het naar Jemen. Ze gaven het de naam ‘quawah’, wat ‘geeft sterkte’ of ‘macht’ betekent. De termen ‘koffie’ en ‘café’ klinken net als het Arabische ‘quawah’.

Zoals dat gaat met kostbare goederen, vroegen de Arabieren een vorstelijk bedrag voor hun koffiebonen. Maar de VOC weigerde de hoofdprijs te betalen en besloot zelf koffie te gaan verbouwen en transporteren. In 1696 slaagde de VOC erin om de allereerste levende koffieplanten vanuit Arabië naar Batavia (nu Jakarta) te smokkelen. De eerste partij zelfgekweekte koffiebonen bereikte Amsterdam in 1706. Dat was het begin van een koffierevolutie in Nederland. De Amsterdamse Hortus Botanicus werd het epicentrum van de koffiegekte, waar de koffieplanten bloeiden als nooit tevoren.

Reclame voor Koffie en Theehandel De Ster

Zilvervloot

Ook cacao is onlosmakelijk verbonden met Amsterdam. Dit koopmansgoed kwam in de stad terecht dankzij de Spaanse zilvervloot. De zilvervloot was een jaarlijks konvooi van Spaanse schepen waarin zilver en andere kostbare goederen van de koloniën in Zuid-Amerika naar Spanje werden verscheept. De Nederlandse admiraal Piet Hein voltooide de grootste heist van de gouden eeuw: hij veroverde de zilvervloot tijdens de Slag in de Baai van Matanzas.

De buit bestond uit 177.000 pond zilver, 66 pond goud, 1.000 parels, 37.375 huiden, 361 kisten suiker, 3.000 zakken indigo en cochenille, kleinere partijen zijde, muskus, amber en bezoar en vele sieraden. Een deel van de opbrengst werd gebruikt om cacaobonen te kopen.

Luxegoed

De cacao die naar Amsterdam werd gebracht, was nog niet dezelfde lekkernij als moderne chocolade. In plaats daarvan werd het vooral gezien als medicijn. Cacao werd in vaste vorm verkocht en gemengd met kruiden, vanille, suiker en melk om een drank te maken die rijk was aan smaak en energie. Het drankje werd beschouwd als een luxegoed dat alleen was weggelegd voor de welgestelden.

Met de oprichting van de eerste chocoladefabrieken, zoals Nesenberends Cacaofabriek aan de huidige Linnaeusstraat, en de uitvinding van de cacaopersmethode waarmee met cacaopoeder chocolade kon worden gemaakt, werd cacao steeds toegankelijker voor een breder publiek. Chocoladerecepten werden in de loop van de tijd verfijnd en verspreidden zich door heel Europa, waarbij Amsterdam steeds weer vooropliep in de ontwikkeling van nieuwe smaken en bereidingswijzen. Onze chocolatiers waren beroemd, berucht en bewonderd.

Reclame voor Nesenberends Cacaofabriek, Linnaeusstraat 68-72. Stadsarchief Amsterdam.

Historische schatten

Vandaag de dag is Amsterdam nog steeds doordrenkt van geschiedenis. Wie diep ademhaalt, kan misschien nog een historische zweem opvangen van de geur van koffiebonen, de smaak van haring en kruidige rijkdom. Deze historische schatten zijn de erfenis van een stad die ooit de wereld betoverde met zijn koopmansgoederen.

historische achtergrondverhalen

Wekelijks komen er nieuwe historische achtergrondverhalen bij op de nieuwspagina van de gemeente Amsterdam. Een deel van deze verhalen verschijnt ook in de gemeentekrant Amsterdam. De oplage is 523.000 exemplaren en komt zes keer per jaar uit in heel Amsterdam.

lees hier meer achtergrondverhalen

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.