Sla navigate over

Wie wonen er op huisnummer 750? Loes Van der Lubbe-Rohlof

03 september 2025
Geschreven
Zuid
Heden
Huisnummer 750

“Ik heb mijn jongens onder mijn hart gedragen” Elk huisje heeft zijn kruisje. Het Amsterdamse appartement op nummer 750 A van Loes van der Lubbe-Rohlof telt er drie: dat van haar man en twee zonen.

Loes van der Lubbe-Rohlof. Credits: Bert Janssen

Op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied staat een driepersoonsgraf, met daarop een Amsterdammertje. Daarachter staat een grote grafsteen in de vorm van een komeet. Hier zijn drie Amsterdammers heengegaan. Het zijn de zonen en de man van Loes van der Lubbe-Rohlof (79). Ze mist ‘mijn kanjers’, zoals het op de grafsteen staat, nog elk uur.

Een kwart eeuw woont ze nu in Amsterdam-Zuid, in een appartement dat aandoet als een familiemuseum, vol aandenkens aan haar mannen. Het is in ieder geval één van de meest gastvrije musea van Nederland: binnen een minuut staan koffie en appelgebak op tafel, ondanks dat Van der Lubbe-Rohlof vanochtend last had van fysieke klachten. De krasse Amsterdamse heeft reuma en een lekkende hartklep, maar dat valt in het niets bij haar zielenpijn.

Het leven is eenzaam, als enige nog levende lid van een voorheen warm en hecht gezin. In huis hangen onder andere schilderijen die haar oudste zoon maakte, die al in 1996 stierf, op 32-jarige leeftijd. Op een wat oudere foto zie je hem: een knappe, lange en hippe jongen in een paars shirt. “In 1964 werd René geboren, 2,5 maand te vroeg. Anders dan nu zou gebeuren, mocht ik de baby pas 2,5 maand na de geboorte in mijn armen nemen. Ik denk dat daar hechtingsproblemen zijn ontstaan. Uit onderzoek bleek ook dat het zenuwstelsel van René nog niet volgroeid was. Als kind ging het goed en deed hij aan voetbal, basketbal, schaken en tekenen.”

Klein geboren, groots gegaan

René was gek van sterrenkunde. Vandaar de grafsteen in de vorm van een komeet, waarop staat: klein geboren, groots gegaan. In de puberteit ging het mentaal mis en is hij zestien jaar lang psychisch ziek geweest. Hij kon het leven niet meer aan en stapte er op 32-jarige leeftijd uit – na jarenlang psychische behandelingen te hebben gehad, zo vertelt zijn moeder. “Aan liefde binnen ons gezin ontbrak het niet, durf ik te zeggen: op een tekening die hier in huis hangt, verbeeldt René hoe hij het leven ziet als hij weer op de wereld mag komen: met dezelfde ouders en broertje.”

Dat ‘broertje’ is Michael, een 1.96 meter lange boom van een kerel. Het huis staat ook vol met verwijzingen naar deze marinier en ambulancechauffeur: een knuffelbeer in ambulancetenue, verschillende foto’s van Michael in ambulancetenue en vriendelijke portretfoto’s. Michael oogt stoer, sportief, aardig en onverschrokken.

Mijnenveld in Cambodja

Zijn moeder laat foto’s van Michael zien in Cambodja, waar hij als blauwhelm onderdeel was van de VN-vredesmacht, nadat de Rode Khmer het land met ijzeren vuist regeerde. Het moet tussen 1992 en 1993 geweest zijn, toen de blauwhelmen (voornamelijk mariniers) als doel hadden om verkiezingen te organiseren, het land mijnenvrij te maken, toezicht te houden op een staakt-het-vuren en het demobiliseren van strijdtroepen. Ze haalt een albumpje tevoorschijn met foto’s die weinig aan de verbeelding overlaten. Het begint onschuldig. We zien hem een VN-helikopter in stappen; op een andere foto staat hij vrolijk met een twintigtal Cambodjaanse kinderen. Op bijna alle andere foto’s behandelt hij als hospik Cambodjanen die op mijnen zijn gestapt. Vaak mist het onderbeen, waarbij het bot enkele decimeters uit het bovenbeen steekt. “Mijn man had de zwaarste Amsterdamse tongval, maar Michael was ook een ras-Amsterdammer en Ajacied, die penningen van de stad spaarde. Hij was zo gek op de stad, dat hij boos op mij zou zijn geworden als ik niet met dit interview had ingestemd. Michael was een echte kei. Hij heeft in Cambodja vreselijke dingen gezien, maar dat weerhield hem er niet van om in Nederland in de ambulance en ambulancehelikopter te stappen.”

21 jaar lang deed Michael dit werk in Amsterdam; tot en met het moment dat hij slokdarmkanker had. Ook vlak voor zijn dood draaide hij nog nachtdiensten, terwijl hij zo ziek was. Niet voor niets was hij erg geliefd: nog steeds komen zijn collega’s van de ambu en heli en zijn basketbalkameraden bij zijn moeder ‘een bakkie’ doen. “Michael wist natuurlijk hoeveel verdriet wij van René hadden en wilde sterk zijn voor ons, de schat. Zijn collega’s en vrienden zeggen dan dat ik zo opgeruimd ben, ondanks alles wat er gebeurd is. Maar ze weten niet hoeveel ik jank.”

Credits: Bert Janssen

Het rode jasje

Michael sterft in 2019, op 51-jarige leeftijd. Ze is dan alleen over met haar grote liefde René (dezelfde roepnaam als hun zoon), een eveneens lange man met een goeie borstelsnor. Van der Lubbe-Rohlof begint te glunderen als ze hun Amsterdamse liefdesverhaal vertelt. “Toen ik hem leerde kennen, voer hij als scheepskok bij de Koninklijke Nederlandse Scheepvaartmaatschappij. Hij was dan steeds zes weken weg, naar het Caribisch gebied: Trinidad & Tobago, Georgetown, dat soort plekken. Ik werkte als kapster en kreeg van mijn baas altijd een paar uurtjes vrij om hem binnen te halen. Ik stond altijd met een rood jasje op de kade aan het IJ, dat vond ik hip.” Haar vriendinnen zeiden echter: die jongen vaart, dus heeft ie in ‘elke stad een andere schat’. “Ik was onervaren en dacht: ho eens even, als ie blijft varen, dan kan ik er niet meer tegen. Dat was hem ter ore gekomen en toen zei hij: ik heb een verrassing, na de kerst ga ik niet meer op pad. Zijn chef sprak toen de legendarische woorden: dat komt zeker door dat rode jasje.”

Zij en haar man bleven vanaf toen hun hele leven samen. Anderhalf jaar geleden stierf hij, een dag nadat ze terugkwamen van een cruisetrip naar Noorwegen. Ze noemt het ‘echt vreselijk’ als je twee zoons verliest en je dat verdriet niet meer kan delen met je grote liefde. “Er komt wel eens familie langs. Zij nodigen me ook uit om een gebakje te prikken als er een kleinkind jarig is. Ze vragen dan of het geen zeer doet om dat geluk te zien? Ik gun jullie alle geluk van de wereld, zeg ik dan, maar het is wel confronterend. Ik heb mijn jongens onder mijn hart gedragen.”

Daan Appels van Bureau Wibaut

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.