Zowel Ajax als Amsterdam richtte zich na de oorlog weer op, al kregen sport en recreatie tijdens de wederopbouw weinig aandacht. Zo verdween het legendarische terrein van De Volewijckers in Noord voor de aanleg van de IJtunnel. Halverwege de jaren 60 leidde een tekort aan sportfaciliteiten zelfs tot een crisis in de volksgezondheid.
Bij Ajax brak een nieuwe spelersgeneratie door, onder wie Rinus Michels. Het was de tijd van toenemende professionalisering van het voetbal. In 1954 werd het betaald voetbal ingevoerd. Dat jaar leidde aanvoerder Rinus Michels een opstand tegen het clubbestuur, omdat hij meer loon wilde. Er was bijna sprake van de eerste spelersstaking in het Nederlandse voetbal, maar dat werd nog net voorkomen.
Omdat de voetballers te weinig verdienden om van rond te komen, moesten ze op andere manieren hun inkomen vergaren. Zo was Klaas Nuninga onderwijzer, Frits Soetekouw autorijschoolhouder en Tonnie Pronk had een sportzaak. Sjaak Swart en Bennie Muller hadden sigarenwinkels.
In 1956 begon de Eredivisie, waarin Loek den Edel als eerste Ajacied scoorde. Ajax won dat jaar ook de landstitel, waarna het debuut in de Europacup I volgde. Rinus Michels deed zo zijn eerste ervaringen op in het toernooi waarin hij later als coach zeer succesvol zou zijn.
In het jaar dat het betaald voetbal werd ingevoerd, maakte Loek den Edel zijn debuut bij Ajax als profvoetballer. Hij wist meteen die eerste wedstrijd te scoren. Een jaar later maakte hij een bijzondere hattrick in een wedstrijd tegen Excelsior: hij scoorde drie keer in drie minuten.
In zijn carrière bij Ajax tussen 1954 en 1959 speelde Den Edel in 108 wedstrijden en maakte 56 goals, waaronder het allereerste doelpunt in de Eredivisie. Den Edel was een waardevol speler, al bleek dat niet per se uit zijn bescheiden contract: aan een gewonnen wedstrijd verdiende hij 60 gulden (268 euro), en voor elke trainingsweek 5 gulden, iets meer dan 20 euro. Na Ajax kwam Den Edel eerst uit voor Alkmaar ’54 en daarna voor Vitesse. Als speler in Arnhem werkte hij in Limburg met een vriend in een textielzaak. “In die tijd werkte je er gewoon bij.” Een profcontract maakte je geen superster, laat staan stinkend rijk.
Longa uit Tilburg had de primeur van rugnummers op het shirt, toen nog geen verplichting. Ajax volgde in 1955.
Bij het vijftigjarige bestaan had de club in het Waaggebouw een expositie over het clubverleden, toen ook al in samenwerking met het Stadsarchief Amsterdam.
Het was als experiment alleen maar in Eindhoven te zien op slechts vijftig tv-toestellen, maar zo konden mensen wel live kijken naar een wedstrijd tussen PSV en Eindhoven.
Een straatvoetbaltoernooi in Arnhem werd voor één keer in Musis Sacrum gespeeld om geld op te halen voor de slachtoffers van de Watersnoodramp.
In 1934 waren er al eens wat wedstrijden gespeeld waar de voetballers voor werden betaald. De echte doorbrak was twintig jaar later in Alkmaar bij een ontmoeting tussen de stedelijke club en Venlo ‘54.
André Kamperveen kwam naar Nederland voor een studie, waarna hij een contract tekende bij de eersteklasser Haarlem.
De Nederlandse en Duitse voetbalbonden waren het er niet mee eens, maar de nationale vrouwenteams van die landen speelden in Essen tegen elkaar. De KNVB zelf erkent het nationale vrouwen elftal pas sinds 1973.
Niet Rinus Michels is de bedenker, maar sportjournalist Herman Kuiphof. Hij schreef in een column een zin, die er wel erg veel aan doet denken: “Voetballen is oorlog voeren.”
Amsterdam bouwde een wijk met straatnamen voor Jesper Warner (voormalig KNVB-voorzitter), Top Rincker (RAP Amsterdam) en Wim Anderiesen sr. van Ajax.
Op een jeugdtoernooi in Alkmaar stonden opeens drie jonge vrouwelijke scheidsrechters op de velden. Ze waren in het geheim opgeleid door hun eigen KNVB-afdeling.
Feyenoord-supporters waren meer dan een halve eeuw geleden al zo fanatiek dat er een spelerstunnel in de Kuip in gebruik werd genomen. Die was vooral voor de veiligheid van de scheidsrechter.
Ajax en Amsterdam vieren samen feest! In 2025 bestaat Ajax 125 jaar en viert de stad Amsterdam haar 750-jarig bestaan. Hét moment om stil te staan bij de unieke band tussen de club en de stad. Dit verhaal is deel van de tentoonstelling Eén club, Eén stad, Ajax Amsterdam. Deze is gratis te bezoeken van 25 april t/m 31 augustus in de hal van Stadsarchief Amsterdam.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.