Iets meer dan 100 jaar geleden bouwt de woningbouwcoöperatie Eigen Hulp als deel van Berlages ‘Plan Zuid’ in Amsterdam 66 woningen. Het mooie Amsterdamse School-gebouw aan de Amstel, vlak bij de Berlagebrug, vormt de hoofdpersoon in een rijkdom aan teksten, foto’s en documenten die verhalen van vroeger, van nu en van de toekomst vertellen.
Aan de wieg van de ‘Coöperatieve Bouwvereeniging van het District Amsterdam der Vereeniging “Eigen Hulp” 1911 – 1913
Het is 17 april 1912, het kantoor van het district Amsterdam van Eigen Hulp aan de Van Eeghenstraat. De commissie vergadert. De vijf mannen zijn teleurgesteld. Misschien moeten ze niet alleen een ideaal laten varen, een woningbouwvereniging voor de gegoede middenklasse, ook het vooruitzicht op een eigen woning in de stadsuitbreidingen van Amsterdam. Daarbij komt dat ze nauwelijks rugdekking hebben. De leden van Eigen Hulp hebben de onderhandelingen van het bestuur met de gemeente met onvrede gevolgd. Het plan twaalf panden te bouwen, met in elk van de afzonderlijke panden twee gezinnen op dure grond, blijven ze luxueus vinden. Maar de commissieleden geven nog niet op. De conclusie van de vergadering is meer leden te zoeken alvorens de nieuwe bouwvereniging op te richten: Misschien is de gemeente Amsterdam gevoelig voor kwantiteit. Wie al lid is, krijgt een brochure en wordt verzocht bij zoveel mogelijk Amsterdammers interesse te wekken voor het plan. De vrouwen in de omgeving van de bestuurders zullen daar zo hun eigen rol in hebben gehad. Feesten, partijen en bezoeken aan schouwburg of concertzaal zijn prima gelegenheden om andere echtgenotes, zussen en dochters enthousiast te maken voor het bouwplan.
De wervingsactie slaagt, op de volgende vergadering op 18 juli 1912 kan melding gemaakt worden van negentig betuigingen. Met de betuigingen onder de arm wordt opnieuw een bezoek aan de gemeente afgelegd. Een opening: Een nieuw gebied dient zich aan, de De Lairessestraat, Banstraat/Cornelis Schuytstraat, vlak achter het Concertgebouw. De voorzitter en de secretaris maakten er al een wandelingetje en beschrijven met smaak de buurt.
Op de vergadering van 13 oktober 1912 krijgt architect Jonas Ingewohl opdracht definitieve tekeningen en een berekening te maken. Beide worden ook naar de leden gestuurd. Maar de post loopt voor niets. Liever alles terugsturen, horen de leden van de commissie. Op hun vergadering van 6 februari 1913 is het ontwerp van Ingewohl en de begroting al afgewezen, omdat de architect er niet in is geslaagd het ontwerp en bouwkosten in balans te brengen met een realistische huuropbrengst.
De korte lijntjes met de actoren in de Amsterdamse woningbouw dragen vrucht: op de eerstvolgende vergadering, 1 april 1913, is de bureauchef van Berlage bij de vergadering, P. van Vliet. Hij stelt voor in te dikken: niet twaalf maar negen panden te bouwen, met ruimte voor drie gezinnen per pand. De sleutel in dat model: bovenverdiepingen met eigen toegang van de straat en tot de zolderverdieping. Van Vliet, Ingewohl is opzij gezet, presenteert op 29 mei zijn plannen, die verrassend zijn, vindt men, en goedkoper dan die van zijn voorganger. Het enthousiasme stijgt. De financiële commissie zal nieuwe berekeningen maken van huren, exploitatiekosten en beschikbaar (te lenen) kapitaal en daarover op 5 juni rapporteren. Del Baere neemt Van Vliet mee naar de afdeling Publieke Werken van het stadhuis om officieel toestemming te krijgen zijn ontwerp verder te ontwikkelen. Niet veel later bespreken Del Baere, Van Vliet en Repelius ontwerp en kosten met de wethouder en Commissie van Bijstand. In de notulen van 24 juni lijkt het erop dat de onderhandelingen maar net goed zijn gegaan. Van Vliet ‘confereerde’ met Repelius, ‘met gevolg dat door het krachtig ingrijpen van den Heer Repelius deze aangelegenheid tot een goed althans voorspoediger behandeling der zaak heeft geleid dan anders het geval zou zijn.’ Maar er is een welwillender gemeente.
Met voortvarendheid gaan de vijf verder. Landelijk neemt de interesse voor volkshuisvesting toe. Als ze weer vergaderen, weet Repelius te melden dat mevrouw Pierson, bedoeld wordt S.J. Pierson-Muntendam, een oproep heeft gedaan voor meer woningen voor dames in De Vrouw 1813-1913, het orgaan van de gelijknamige tentoonstelling (op het terrein waar later Eigen Hulp haar tweede woningcomplex zal bouwen). Het is allemaal in hun voordeel en Repelius stelt voor mevrouw Pierson te benaderen (er wordt later niets meer over gemeld). Wie eerder adhesie heeft betuigd of door lid te worden interesse toont in de nieuwe woningen, wordt uitgenodigd voor een vergadering en krijgt de nieuwe bouwplannen thuisgestuurd. Van Raamsdonk en Del Baere krijgen de opdracht een prospectus te maken die bij vermogende familie, vrienden en collega’s interesse moet wekken voor het aangaan van een obligatielening bij de toekomstige vereniging. De andere commissieleden en de architect beloven die te verspreiden. Die werving is succesvol: er wordt voor 22.000 gulden deelgenomen aan obligatieleningen. De Onderlinge Levensverzekering Maatschappij Eigen Hulp is bereid een lening te geven van 135.000 gulden. De bijna officiële bestuurders schrijven statuten en een huishoudelijk reglement en laten het ‘Kasboekje’ drukken waarmee de leden/bewoners de regels bij de hand hebben. Op 13 december 1913 vindt ten kantore van notaris Van Campen de oprichting plaats van de ‘Coöperatieve Bouwvereeniging van het District Amsterdam der Vereeniging “Eigen Hulp”’.
Auteurs: Katja Kwastek en Sonja van der Valk
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.