Wanneer vrienden van buiten de stad naar Amsterdam komen en mij vragen wat ze écht moeten zien of doen, heb ik daar meestal geen passend antwoord op. Restaurants of leuke terrassen in de steeds duurdere stad liggen vaak buiten mijn budget. Als skateboarder weet ik elk skatepark of skatebare stoeprand te vinden, maar dat is meestal niet wat gezocht wordt.
Persoonlijk heeft mij dat nooit dwarsgezeten, via skateboarden voelde veel van deze plekken overbodig. Met een sixpack op de fiets naar het lokale skatepark of een afgelegen industrieterrein met een groep vrienden oversteeg voor mij de meeste “yuppen tenten” en was een stuk vriendelijker voor mijn portemonnee.
Als jonge skateboarders rond 2010 waren dit soort plekken de norm. Mooie skateparken waren schaars, dus je vond jezelf al snel onder een snelweg in Zaandam of in een buitenwijk van Noord. Tegen die achtergrond was de Marnix Bowl, waar ik inmiddels vijftien jaar kom, een uitzondering. Deze plek midden in de stad werd al snel de plek waar ik, buiten school en thuis, het meeste was.
De skatebaan in het Eerste Marnixplantsoen was in die tijd voor mij een unicum. Als er ergens al budget was voor een mooi park, viel het doemscenario dat zou komen van een nieuw skatepark in het stadscentrum bij menig buurtcomité fout. Het resultaat was daarom dat goedkope kant-en-klaar skateparken in een verre uithoek op ongebruikt terrein werden gedumpt. Als contrast was de Marnix Bowl niet alleen goed ontworpen en van beton, hij stond naast de trambaan tussen Haarlemmerplein en Leidse als onderdeel van de stad.
Het plein zelf heeft een gelaagde geschiedenis. Na de aanleg bij de bouw van de nieuwe stadswal in 1613 is het een plek geweest voor onder andere kanonnen, een korenmolen, een kerkhof en tijdelijke barakken en nu staat hier de Marnix Bowl. De bowl groeide uit tot een plek die nu al bijna 25 jaar intensief gebruikt wordt door locals en waar internationale grootheden langskomen. Het werd een uitvalsbasis voor de jaarlijkse wedstrijden in Everland (het inmiddels gesloten indoorpark op de NDSM-werf) en in 2018 streek de Copenhagen Open er neer. Tot op de dag van vandaag zijn er wedstrijden, barbecues en feesten die niet door een instantie, maar vanuit de lokale gemeenschap worden georganiseerd.
Op zoek naar trivia over mijn favoriete skatepark vond ik dat iets verderop, in 1881, suikerfabrikant Nicolaas Tetterode ooit de tweede speeltuin van Amsterdam heeft geopend – met de bedoeling om jongeren weg te trekken van “het ellendige dobbelen op straat en andere ongezonde straat vermaken.” De ironie dat ik, zo’n 130 jaar later, elke zonnige zaterdag mijn huiswerk tijd inruilde om met een frikandelbroodje rond de rand van deze betonnen bak te zitten, gaat bij mij niet verloren. Maar het inzicht dat publieke ruimten enorm belangrijk zijn voor de gezondheid van een stad, deel ik volledig.
De laatste jaren is er meer aandacht gekomen voor het idee van third spaces, derde plekken buiten werk en huis waar mensen samenkomen zonder directe verplichtingen of kosten. In een tijd waar ontmoetingsplekken verdwijnen of steeds meer gecommercialiseerd worden, krijgen dit soort vrijplaatsen extra waarde. Ze zijn vaak laagdrempelig, vrij toegankelijk en laten gemeenschappen op een organische manier ontstaan. Voor mij persoonlijk zijn ze cruciaal geweest: ik ontmoette er vrienden met verschillende achtergronden, vond er mijn eerste aanknopingspunten met kunst en opdrachtgevers, en werd deel van een cultuur die zich buiten scholen, instanties of commerciële logica ontwikkelt had. En belangrijk voor mij, er bestond een plek waarmee ik mij onderdeel van de stad voelde.
Waar ik vroeger bijna dagelijks in de Marnix Bowl te vinden was, woon en werk ik nu al vier jaar in Nieuw-West. Dit stadsdeel heeft veel ruimte, maar ook veel vragen over hoe die ruimte ingevuld moet worden. Volgens onderzoek zal het aantal inwoners de komende jaren groeien naar bijna tweehonderdduizend. Dat maakt de vraag hoe we hier samenleven en elkaar ontmoeten urgenter dan ooit. Sociale cohesie blijft namelijk een knelpunt.
Daarom is het goed om te zien dat er de laatste jaren wordt geïnvesteerd in skateboardvoorzieningen. Eindelijk zijn er twee goed ontworpen buitenparken en het indoor initiatief van House of Urban Sports. Voor mij voelt dat als een erkenning, niet alleen van skateboarden en straatcultuur, maar van de waarde van publieke vrijplaatsen. Vooral voor jongeren zijn third spaces als skateparken van onschatbare waarde. In een stad die steeds duurder wordt en waar veel plekken aan regels, consumptie of exclusiviteit gebonden zijn, voelen veel ruimtes niet voor hen bedoeld. Ze zijn te luid, te arm, te vrij of te anders. In een skatepark maakt dat allemaal niet uit: je wordt deel van een geheel zonder dat je eerst aan voorwaarden hoeft te voldoen.
Skateparken zijn daardoor méér dan sportvoorzieningen. Ze zijn plekken waar jongeren leren dat de stad óók van hen is, waar verschillen samenvallen in gedeeld eigenaarschap van de stad. In een tijd waarin publieke ruimte steeds zeldzamer wordt, zijn zulke plekken geen luxe, maar een fundament voor een stad. Ik ben blij dat ik in een stad leef waar dit serieus genomen wordt.
Auteur: Ruben Tevreden
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.