Je vertelde dat je op de Rietveld hebt gezeten, hoe was jouw ervaring daar?
Ik heb meteen na de middelbare school de vooropleiding Rietveld gedaan, het basisjaar van de Rietveld. Maar na het basisjaar begon de pandemie, dus na een maand les te hebben tijdens de pandemie merkte ik: dit is het niet, dit is gewoon onverstandig. Ik was één van de enige die stopte, veel mensen waren gebleven en dat begreep ik echt niet, want studeren tijdens de pandemie was voor veel studenten vervelend.
Dus toen heb ik ervoor gekozen om een tussenjaar te nemen en een weef opleiding te doen bij Sietse Roos. Wel wist ik dat als ik eenmaal terug zou zijn bij de Rietveld ik de textiel richting in wilde gaan. Samen met mijn moeder ben ik toen die weef opleiding gaan doen, maar wel in aparte klassen. Ook zij wilde graag in de pandemie iets om handen hebben en heeft ook altijd een textiel interesse gehad, ondanks dat ze een hele andere carrière achter de rug heeft gehad: culturele antropologie.
Nu gingen we weliswaar dezelfde richting op, dezelfde route, maar niet hand in hand. Ik zat vervolgens elke zaterdag in mijn eentje in de klas terwijl mijn moeder in een klas zat met allemaal andere mensen. De eerste dag dat ik bij mijn les aankwam stond er geen weefgetouw maar alleen een paar hele grote houten planken en zei mijn docent tegen mij: “Zet het getouw maar eerst in elkaar!” Hier in onze studio staan vrij kleine weefgetouwen die je kan opklappen. Hele mooie designs, Japans en Zweeds. Maar de getouwen daar bij de weefopleiding zijn van die Scandinavische weefgetouwen, echt van die beesten zeg maar. Heel groot hout, net nog voor de machinale getouwen. Van die flinke dingen waar je echt een product mee maakt.
De weefmeester die mij les gaf wilde echt dat ik het allemaal zelf uitvogelde en in mijn eentje was dat nog best wel lastig. Mijn moeder kon nog met haar mede studenten overleggen maar bij mij was dat niet zo. Op een gegeven moment zat ik zo erg in de knoop dat ik uiteindelijk voor clues ging zoeken in een boekje van een oud student die haar leerproces had bijgehouden.
Hier in onze weefstudio Weaving Worlds is dat wel anders wanneer wij weef workshops geven. Bij een workshop begeleid je mensen veel meer dan bij een opleiding, maar we streven er ook wel naar om mensen te zoeken die het meer als een opleiding willen benaderen. We hebben verschillende workshops waarbij je leert om het getouw op te zetten, maar soms zetten wij bijvoorbeeld van tevoren al het getouw op, want dat is echt het moeilijkste gedeelte van weven. Het is super technisch, dus soms zetten wij het getouw al op en dan kunnen mensen er gewoon achter gaan zitten.
En ja, nadat de pandemie wel zo’n beetje over was, ben ik weer terug naar de Rietveld gegaan. Naar de textiel department en met heel veel kennis over weven. Op zo’n academie heb je eigenlijk nooit de tijd om zo’n langzame ambacht echt te kunnen leren. Een academie is natuurlijk ook niet hetzelfde als een technische school, en op een academie doet elke student onderling weer heel iets anders.
Nee dat was dus wel heel lastig. De ene docent van de weefwerkplaats had wel door dat ik opeens van alles wist, maar geen andere docent had weef ervaring. Met mijn afstudeerwerk was dat ook wel een groot frictiepunt. Ik kon gewoon niet duidelijk maken wanneer je bijvoorbeeld 2000 draden moet inrijgen, dat echt een halve week of een week aan werk is. In dat opzicht loopt het tijdsschema van zo’n academie en het tijdsschema van weven helemaal niet aan elkaar gelijk. En juist dat rustige tempo vind ik heel mooi. Het voelt zo anarchistisch. Je gaat zo anders met je endorfines om: je komt thuis en je gaat inrijgen, dat duurt dan 7 uur lang en dat doe je opnieuw en opnieuw totdat je dat al zoveel dagen doet. Na al dat is je getouw eindelijk ingerijgd en kan je eindelijk beginnen met weven. En dan pas wanneer alles af is, dan pas krijg je die endorfine. Ik vind dat echt bijzonder en ik denk ook dat we dat echt meer nodig hebben in deze samenleving.
Écht de tijd nemen voor dingen en die tijd ook afdwingen van je omgeving.
Dus zelfs in een academie, die heel snel voortbeweegt. Ik weet nog wel dat je in het basisjaar gewoon elke week weer wat moest maken. Dat snap ik ook. Echt waar, want je leert heel veel daardoor. Maar het afdwingen van je omgeving om niet met dat tempo mee te doen is ook heel belangrijk.
Ik ben ook heel erg geïnteresseerd in het tactiele van materiaal. Niet per se alleen in stof en textiel. Ik heb ook een sieraden opleiding en een keramiekopleiding in Portugal gedaan. Ik ging daar toen heen voor een uitwisseling in Ar.co. En dan had je in Almada, dus aan de ene kant van het water een keramiekopleiding en dan had je in Lissabon aan de andere kant van het water ook een goudsmederij school. Toen ik daar aankwam vroeg ik of ik alle twee tegelijk kon doen. Dat was heel mooi want sieraden zijn een heel ‘heet’ format: je bent met vuur bezig, met hitte en met smelten. Maar aan de andere kant van het water, bij de keramiek werkplaats was het allemaal juist heel nat en koud, want je bent met klei bezig en je hebt natte handen en het voelt ook allemaal heel koud. Dus het is heel interessant om dan met alle 2 bezig te zijn.
Ja precies. En het was ook een hele mooie academie. Een hele leuke school in Portugal. Het is echt een heel mediterraans leven daar, echt het buitenleven. En heel erg rustig, alles is daar heel langzaam. Docenten komen vaak te laat en drinken een wijntje in de middag, maar wel maar echt één wijntje. Dus dat vind ik echt super en ik voelde me daar heel erg op mijn gemak.
Ik vond de kunstacademie een beetje hyper of zo. En ik vond de assessments en de graduation show ook altijd een heel moeilijk concept. En ik snap dat dat het de vorm heeft die het heeft, maar ik heb er altijd tegenop gekeken om de graduation show te doen.
In het jaar dat ik aan het afstuderen was, was ik heel veel steentjes aan het neerleggen voor wanneer ik afgestudeerd zou zijn. We hebben toen de weefstudio geopend en zijn we een project begonnen: ‘Generaties en culturen verbinden via ikat’. Ikat is de weeftechniek waar ik mij in specialiseer. Dat is de weeftechniek van de Molukse eilanden.
Ik vroeg me bij de afstudeershow me af waarom het afstuderen niet meer in samenwerkingen kon gebeuren, ik vond het zo individualistisch: een ruimte verdelen per persoon en dan staat het werk daar zo in als een soort prop. Mijn werk leeft daar niet naar. Nee. Mijn werk op dat moment was workshops geven.
Achteraf had ik het ook wel leuk gevonden om een performance of iets te doen, maar op dat moment bracht dat concept me niet veel. Daardoor had ik achteraf het gevoel dat mijn afstudeerwerk een beetje te statisch was geworden voor mijn gevoel. Misschien had ik daar zelf ook wel uit kunnen breken hoor. Achteraf zie ik ook wel in dat tijdens mijn beoordelingen mijn docenten me daar ook wel echt in probeerden te motiveren, maar op dat moment wist ik gewoon echt niet hoe. Ik kon natuurlijk wel mensen meenemen naar de academie en workshops aan hen geven, maar ik wil ze dan niet gaan neerzetten als een kijkplaatje. Dat zat me volledig tegen. Dat is ook juist die koloniale mindset om altijd maar op profijt uit te zijn. Om altijd iets te pakken of te extraheren uit een cultuur en dat dan te gebruiken voor jezelf.
Ik ben voor mijn afstuderen op onderzoeksreis gegaan naar Ambon. Ik ben daar naar de Molukse eilanden gegaan en ben ik bij Helen en haar moeder, zij hebben een coöperatief, Rasesam, in de leer gegaan om ikat te leren weven. Dat was op Ambon, en ik was in mijn eentje. Ik spreek geen Indonesisch. Zij spraken allemaal geen Engels. Toen heb ik ook een onderzoek gedaan in Yogyakarta, en dat was in ieder geval echt een hele mooie reis. Ik begon in Jakarta, in het Erasmus huis, dat is een uitwisselingsplek tussen Nederland en Indonesië.
Ja ik ben toen ik 4 was ben ik in Indonesië geweest met mijn ouders en toen ik 16 was met mijn moeder, broer en ik. Maar nooit op de Molukken. Dat is echt een heel ander verhaal. In de hele periode dat ik daar ben geweest heb ik 1 toerist gezien. Het is gewoon echt heel ver van onze wereld, en van de wereld van heel veel mensen. Ambon is gewoon echt een eiland en het is ook heel lastig om daar te komen. Als ik had gewild, had ik dus nog verder kunnen reizen naar Saparua. Mijn oma komt daar vandaan, en dan zou ik daar met de boot heen moeten. Dan heb je in Saparua een dorp ‘Seri Sori’ en daar komt mijn oma vandaan. En nou ja, dat kon ik niet, want dat was te veel. Voor mij voelde het bijna als een soort silent retreat omdat ik niet echt met mensen kon praten. Ik voelde me wel echt thuis bij Helen, want daar leerde ik tactiele kennis, dat was heel fijn, een beetje houvast.
Mijn moeder is ook rond die tijd naar de Molukken gegaan. Zij heeft daar Helen en haar moeder ontmoet. Mijn moeder vertelde mij dat ze daar in een ochtend bij een mangroveboom een haai zag. Ze had met de inwoners gesproken en zeiden dat die haai elke ochtend precies daar terug komt. Ik vond dat een heel mooi verhaal.
Toen ik in Nederland was tijdens mijn afstudeerperiode en ik moest bedenken wat ik precies ging doen, droomde ik dat ik met mijn moeder in een hele grote baai samen een haaienbek uit het water trokken. Het was heel symbolisch. De eilanden daar zijn ook super symbolisch. De symbolen zijn ook heel erg in het straatbeeld verweven. Je ziet overal het animisme terug als je oplet, en ook symbolen die allemaal in die doeken terug te vinden zijn. Ik wilde echt iets met die droom doen want het voelde zo krachtig. Het voelde zo eigen en helemaal uit mezelf en daarmee niet uit andere mensen.
Dus daar wilde ik eigenlijk een immersive experience van maken. Ik heb een doek gemaakt met het oiale symbool, een soundscape over dat verhaal en een sculptuur in de vorm van een haaienbek van zeep met de geur van kruidnagel en nootmuskaat.
Dit project relateerde een beetje aan een amulet die ik in Portugal bij de sieraden opleiding heb gemaakt. Het amulet presenteer ik ook bij deze tentoonstelling. Het is een amulet voor een nootmuskaat. De gedachte was dat de misplaatste Molukkers of de mensen die het nodig hebben de geur van hun eiland bij hun kunnen dragen. Dus dat was de voorbode van het werk wat ik tijdens mijn afstuderen heb gemaakt.
Ook in ‘the spice age’ waren in Frankrijk pomanders heel erg een ding. Ik was onderzoek aan het doen naar sieraden met geur, en in de parfumtijd van Frankrijk droegen mensen deze sieraden met kruiden erin. Hoe ook je oma bijvoorbeeld weleens sinaasappels indrukt met kruidnagel, maar dan als een heel chique sieraad. Dus daar is het op geïnspireerd.
Ik hou heel erg van onderzoek. Ik hou ook van antropologie, culturele antropologie interesseert mij ook. Ik wil misschien een master doen, Visual Etnografie, en ben er ook voor aangenomen in Leiden. Het is een van de weinige masters in Leiden waar je geen scriptie voor hoeft te maken.
Ja en ik heb daaraan samengewerkt met Timo, dat is een vriend van mij, een grafische ontwerper. Ik werk eigenlijk heel fijn met hem samen. Mijn scriptie was ook gekozen tot een soort van selectie van de hele school.
Ja, in 2 kleuren. Bruin en blauw. Ik gebruik altijd bruin en blauw. Ik heb alle tekeningen gemaakt en Timo heeft de vormgeving gedaan. In mijn scriptie maak ik een soort vergelijking tussen de stappen van het ikat weven en de inhoud van mijn verhaal. Maar het is geen lineair historisch verband van het Molukse verhaal maar verhalen die ik daarbij vind horen passen.
Ik heb in mijn scriptie ook geschreven over de Leatemia clan, en ik schrijf ook over een actie. Toen wij namelijk hier de weefstudio opende, hebben wij een meeting gehad met iedereen wiens mening interessant voor ons was om te horen. En zo is ‘Generatie en culturen verbinden via ikat’ tot stand gekomen. Dat is het mooie in wat wij terugkrijgen van iedereen aan wie wij workshops geven: zoveel verhalen en informatie. Er komen hier Molukse vrouwen en die weten zó veel. Die kijken naar een doek en weten daar van alles over te vertellen.
Ja, mij werd ook verteld dat dat gedaan werd om jezelf van de kolonist te beschermen. Als je helemaal terugkijkt naar de tijd dat daar de Molukken gekoloniseerd werden, ontstaat er een cultuur binnen de gemeenschap om niets te vertellen aan onbekende mensen. Je moet kennis verdienen met vertrouwen. Dus dat is ook wel een grote reden waarom dingen niet allemaal zijn opgeschreven, voor bescherming.
Er waren in Nederland bijvoorbeeld geen Molukkers van wie ik het ikat weven kon leren. Er waren misschien een paar hele oude vrouwen ergens in Nederland die wel konden ikat weven, want weven is vrij intensief, en dan is ikat weven eigenlijk één van de meest intensieve vormen die er bestaan binnen het weven.
Elk draadje moet je in en uit het getouw halen. Met ikat weven ga je ook nog elk draadje wat je ziet afbinden, verven. Afbinden en verven, afbinden en verven, losmaken en verven, losmaken en verven… het duurt echt heel lang. Voordat je echt tot een meesterwerk komt. De techniek heet ikat in Indonesië, maar het is een techniek die ook op andere plekken in de wereld wordt gebruikt. Bijvoorbeeld ook in Japan, in Oezbekistan etc.
Nee, Shibori is 3D. Ikat heeft altijd een linnenbinding. Dus dat betekent gewoon omhoog, omlaag, omhoog, omlaag en een draad erdoorheen. Dus zoals in de stof van een spijkerbroek eigenlijk. Dan wordt de schering geverfd, en in Japan heb je ook nog dat de inslag geverfd wordt. Ik wil daar nog heel graag heen om dat ook te leren. Ook omdat er in Japan nog zoveel respect is richting ambacht. Er wordt daar echt de tijd voor genomen.
Omdat ikat weven best wel intensief is, is het ook lastig om in je eentje zo’n ikat-werk te maken. Je hebt elkaar ook nodig, je maakt zo’n werk met de hele gemeenschap. Dat zie je ook op de eilanden: daar verft de één de garen, de ander zet het getouw in elkaar en de ander weeft. Dat doe je allemaal samen.
Kakidea is de naam die mijn moeder mij altijd noemde als kind. Echt als een liefkozend naampje. Kaki betekent voeten en dea betekent meisje, dus een meisje die rondloopt op blote voeten. Het is een naam die ik van mijn moeder heb gekregen en waarin ik mezelf altijd heb herkend.
Toen ik mijn eerste Instagram-account ging aanmaken heb ik Kakidea gekozen, maar veel mensen lezen het verkeerd. Dan denken ze dat er kak-idea staat, als een soort grappige Nederlandse woordspeling. Maar dat maakt mij allemaal niet zoveel uit. Kakidea is dus altijd mijn Instagram handle geweest en ik heb het ook aangehouden als mijn artiestennaam. Ik heb me ook wel afgevraagd of ik dan niet voor Olivia de Ruiter moest kiezen. Ik wou vroeger als kind altijd Leatemia heten, mijn moeders achternaam. Leatemia klinkt veel mooier: Olivia Leatemia. Ik zou ook wel op een manier zelf mijn naam willen veranderen, alleen vind ik dat ook een beetje respectloos naar mijn vader toe. Dus dat doe ik niet, maar ik heb mij vroeger wel altijd heel sterk gevoeld over de naam Leatemia, het is een hele mooie naam. En, ja, de Ruiter is ook echt zo Hollands als je het kan krijgen. Dus hou ik het gewoon op Kakidea.
Je hebt een weefgetouw. De lange draden noem je de schering, die je horizontaal ziet. De schering, dat is de structuur van het weefsel. Dus wanneer je de schering zo inrijgt dan is dat ook de solide basis van het hele verhaal. Dat kan je niet meer veranderen. Dan heb je de inslag, daar kan je allerlei dingen mee doen. Bij ikat weven bind je de schering af en verf je dat, en zo krijg je eigenlijk een kleur in de schering. Wanneer de schering heel compact is, zie je de inslag niet meer. Je kan kiezen of je de inslag heel erg ziet of je de schering ziet.
Dit is een voorbeeld van een ikat uit Ambon, door Helen gemaakt. Dus je maakt een afbeelding in de schering, dan bind je deze af in patronen. Dat verf je dan in allerlei kleurlagen. Dit is een vrij simpele eigenlijk, maar je hebt ook echt afbeeldingen met heel veel lagen. En dan krijg je echt een ikat zoals die van Sumba. In Sumba heb je die hele intrinsieke afbeeldingen. Wat ik mooi vind aan het weven, is dat, in principe niks fout kan gaan. Ik heb ook heel vaak iets geweven dat ik echt niets vond, en waar ik dan echt afstand van moest doen. Dan kom ik daar later op terug en dan is het opeens wel oké. Dus het is ook heel belangrijk om los te kunnen laten. Je kan niet alles inplannen, zeker niet met ikat weven.
Ja en ook als je met natuurlijke materialen werkt. De ene keer komt het er zo uit, de andere keer zo. Je kan natuurlijk heel veel onderzoek doen en dat heel goed bijhouden en daar heel netjes in zijn maar er is altijd een kans dat je verrast wordt, en dat is heel leuk.
Het werk staat nu achter me, het wordt een vis of een haai, van ikat. Ik ga deze in kleurlagen verven. Er is nu nog maar één baan, maar er komen nog twee banen bij, dus je ziet nog een deel van de schering. Deze ga ik telkens omwikkelen, daardoor wordt wat ik afbind een soort spiegel. De kleurlagen die ik afbind ga ik verven met indigo, meekrap en galnoten. Dat zijn allemaal natuurlijke materialen waarmee je kan verven. Ik ga het doek ook niet volledig weven, maar alleen een deel ervan. Waar je een ikat ook vaak aan herkent, is de verschuivingen. Ik noem dat altijd een soort schaduwbeeld. Dat zijn allemaal losse draadjes die niet precies op hun plek blijven bij het weven maar die echt een stuk verschuiven. Het lijkt alsof het patroon gaat bloeden en het wordt een soort schim. Ik vind het ook heel interessant om te kijken naar de droomwereld. Anise heeft me een heel mooi boek gegeven over de ‘dream weavers’, en een boek over vogelafbeeldingen in ikat bijvoorbeeld.
Dat zijn vrouwen die hun dromen weven. Dus die dromen en die weven vervolgens die verhalen. Maar ik heb ook een boek over de Molukken, een antropologisch boek, waarin wordt verteld over de dynamiek van vroeger tussen mannen en vrouwen waarbij de mannen op onderzoek uit gaan, en weet ik veel wat doen, en de vrouwen zijn de storytellers. Dus wanneer de mannen terugkomen, verweven zij hun verhalen in doeken. Zo blijven die verhalen binnen de gemeenschap. Er zijn verhalen en geweven afbeeldingen van haaienmensen of kippen, allerlei soort dingen. Dus dat is heel mooi om de storytelling in die doeken te erkennen.
Sinds mijn afstudeerwerk ben ik ook geïnteresseerd in de haai en wil ik eigenlijk de haai ook in mijn werk belichamen, en diens kracht en vastberadenheid. De haai is mijn muse, ik voel me er echt mee verbonden. Ik vind ook dat vrouwen in de Molukse kunst de haai belichamen en nog meer mogen belichamen. De haai is ook echt een heilig dier, en een gevoelig dier. Het is een dier dat dood gaat als de wateren niet gezond zijn. In mijn werk ga ik bij deze tentoonstelling dus verder met de haai en het water van Ambon.
De tentoonstelling Haar Molukse Kunst belicht de creatieve bijdragen van Molukse vrouwelijke kunstenaars binnen de disciplines van weefkunst, batik, fotografie, productdesign en schilderkunst. De titel benadrukt niet alleen de vrouwelijke positie binnen de kunst- en cultuursector, maar ook hoe deze kunstenaars zich als Molukse identificeren en hun erfgoed artistiek tot uitdrukking brengen.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.