In 2050 zijn er binnen de stad 150 duizend nieuwe woningen gebouwd voor 250 duizend Amsterdammers. De stad wordt ‘verdicht’, de groei vindt dus plaats binnen de bestaande stad. De stad wordt ook groener, met minder ruimte voor de auto. Amsterdam zal daardoor in 2050 een ander karakter hebben dan nu.
In de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 staat het plan voor de toekomstige stad. Hoewel de naam Omgevingsvisie vrij droog klinkt is dit vrijwel zeker een historisch plan. Hierin staat de visie voor de toekomstige stad, een ‘menselijke metropool’. Errik Buursink, een van de hoofdplanologen van de gemeente, schreef eraan mee. Buursink heeft een uitgesproken kijk op de geschiedenis en de toekomst van de stad. Het gesprek is bij hem thuis, in een collectief zelfbouwcomplex in Nieuw-West, achter de Heemstedestraat.
“Die komen hoofdzakelijk in Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Het is deels een ombouw van bestaande bedrijfsterreinen in gemengde woon- en werkwijken. Verder gaat het om zorgvuldige verdichting van de naoorlogse buurten. Vooral lege ruimte langs verkeerswegen willen we daarvoor benutten.”
“Ten eerste Amstel III, waar al projecten in uitvoering zijn. Dit gebied ligt tussen de ArenA en het AMC in Zuidoost. Dan Haven Stad, bij station Sloterdijk. Dat is in Amsterdam-West. Dit wordt een enorme ontwikkeling met ruimte voor wel 70 duizend woningen. Ten derde het Schinkelkwartier, vanaf de Schinkel tot de Riekerhaven. Dit ligt op de grens van Nieuw-West en Zuid. Ook werkt de gemeente verder aan IJburg, wordt er gebouwd op het Zeeburgereiland, en in Noord op de NDSM-werf, bij de Hamerstraat en de Buiksloterham.”
“Ze vallen onder de formule 40-40-20. Dus 40 procent sociaal, 40 procent middenhuur en 20 procent koop en dure huur. De bedoeling is dat 80 procent bestaat uit betaalbare woningen. Ze zullen gemiddeld wel kleiner zijn. En de gebouwen worden hoger. De gemiddelde dichtheid in de stad neemt toe en we zien het ontstaan van een voor Amsterdam nieuw type bouwblok. Veel gebouwen worden middelhoog met vijf tot zes verdiepingen en daarbij komen dan een of twee woontorens van 60 tot 100 meter hoog. Dat levert een andere stad op dan we gewend waren. Het betekent dat we als gemeente nog meer aandacht aan openbare ruimte en groen moeten geven.”
“Als er alleen rijtjeshuizen gebouwd zouden worden wel. Maar met de hogere dichtheden kunnen we 150 duizend woningen bouwen en tegelijk vergroenen.”
“De gemeente houdt vast aan de filosofie van de ‘compacte stad’, zodat landschappen rond de stad groen blijven. Dat is ook vanwege de klimaatverandering; de landschappen rond Amsterdam zijn kwetsbaar. En binnen de huidige stadsgrenzen is nog genoeg ruimte.
Er is ruimte voor 250.000 extra Amsterdammers en voor 200.000 nieuwe arbeidsplaatsen. Dat laatste is minstens zo belangrijk als de woningen. De stad zélf is namelijk een banenmotor. In 1990 waren er 300.000 arbeidsplaatsen in Amsterdam. Dat zijn er nu 600.000. Een verdubbeling dus in 30 jaar. Amsterdam is steeds meer een kenniseconomie met hoogwaardige dienstverlening. Maar die ontwikkeling tot kennisstad heeft ook negatieve effecten, zoals de prijsstijging van het vastgoed. Daarbij dreigt een soort ‘vervluchtiging’ van de stad. Dat er te veel mensen tijdelijk in de stad zijn en te weinig mensen hier ook wortelen.”
“De stad wordt drukker. En onprettig druk als we de schaarse ruimte niet anders gaan verdelen. Slechts 40 procent van de Amsterdamse huishoudens heeft een auto. De auto zal een stap terug moeten doen. Ook door bijna overal naar 30 km per uur te gaan. Dan kunnen straten heel anders ingericht worden. Fietsers gaan van het overvolle fietspad naar de rijweg en de stoepen worden weer breder.”
“Het gaat niet alleen om de oude stadsdeelcentra, zoals de Amsterdamse Poort. Héél Zuidoost groeit uit tot een stedelijke kern. Dat geldt ook voor Nieuw-West en Noord. Die stadsdelen krijgen een op zichzelf staande waarde, niet zo gericht op het oude centrum. We worden een ‘meerkernige’ stad, die wel intern verbonden is door prettige en groene straten. De stad mag niet in delen uiteenvallen.”
“Door de stad autoluw te maken komt daar plek voor. Er komt meer groen in de openbare ruimte, op daken en gevels. In de ontwikkelingsgebieden komen nieuwe parken. Ruimtelijk kan het, maar het kost wel wat qua beheer.”
“Ja, dat is voor de gemeente een essentiële keuze. We noemen dat ‘samen stad maken’. De Amsterdammer moet van een ‘ruimtelijke factor’ tot ‘ruimtelijke actor’ worden. Dus de bewoners zullen een rol gaan spelen bij onder andere de woningbouw. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan woningcoöperaties, zoals door coöperatie De Samenwerking destijds de Harmoniehof is gebouwd. Er zijn allerlei mogelijkheden. Het gaat om een verschuiving in de relatie tussen de overheid, de markt en de bewoners. Het stadsbestuur wil de Amsterdammers een meer centrale rol geven.”
“Dankzij de omgevingsvisie staat stedenbouw op de stadsschaal weer op de agenda. De Amsterdamse traditie is een samenhang tussen goede gebouwen, openbare ruimte, groen en water. Maar er is nu niet één stroming zoals vroeger de Amsterdamse School. Ik denk dat we als stad desondanks wel moeten streven naar typisch Amsterdamse oplossingen, een Amsterdamse kwaliteit.”
“Een levendige meerkernige stad. Een stad die open staat voor de buitenwereld en toch zichzelf is gebleven. Succesvol in kennis en innovatie en omgeschakeld naar een circulaire economie. De mens staat centraal. Het wordt een menselijke metropool.”
Auteur: Serge Markx
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.