In het begin van de jaren ’80, toen de eerste mannen in Amsterdam met de symptomen van aids in het ziekenhuis werden opgenomen, stond jij voor hen klaar. Je stond op het juiste moment op de juiste plek. Als sociaal verpleegkundige van de GGD kwam je als een van de eersten in contact met deze mannen, die getroffen werden door een ziekte die destijds weinig begrepen werd, maar die dodelijk en mogelijk besmettelijk bleek te zijn. Jij had al een naam opgebouwd binnen de Amsterdamse homogemeenschap door je eerdere werk met hepatitis B, en via het contactonderzoek van de eerste aidspatiënten kwam je al snel in aanraking met de mensen die deze ziekte droegen.
Al snel veranderde jouw kantoortje in het AMC in een plek waar doodsbange jonge mannen samenkwamen. Mannen die net slecht nieuws hadden gekregen van hun arts, en die niet zozeer op zoek waren naar medische antwoorden, maar naar een luisterend oor. Jij bood hen koffie, een goed gesprek, en vooral de ruimte om hun fundamentele vragen te delen: ‘Hoe vertel ik het mijn familie? Hoe vertel ik het op mijn werk?’ Aids was destijds een groot taboe, maar met jou konden zij hierover praten, open en zonder oordeel.
“Jij doorbrak taboes, gaf ruimte aan verdriet en creëerde een gemeenschap waar mensen met aids elkaar konden vinden en steunen”
Je herkende direct de enorme psychosociale zorgbehoeften van mensen met aids, een behoefte waar de formele zorg op dat moment niet op ingericht was. Samen met psycholoog David Stein initieerde je lotgenotengroepen, waarin mensen met aids elkaar konden ondersteunen en hun verhalen konden delen. Uit deze groepen ontstond uiteindelijk de Hiv-Vereniging. En hoewel de oprichters wisten dat hun eigen tijd beperkt was, kozen ze ervoor jou te vragen in het bestuur plaats te nemen, met de woorden: “Wij gaan dood, en jij niet.”
Zo werd je niet alleen een steun en toeverlaat voor mensen met aids, maar ook een belangenbehartiger van formaat. Meer dan 20 jaar lang zette jij je in om de stigma’s rond hiv en aids te bestrijden. Daarbij stond je altijd in dienst van de mensen zelf: je liet hen hun eigen verhaal te vertellen. En als het toch misging, bijvoorbeeld bij een tv-opname of interview, dan stond jij klaar om voor hen op te komen en hen te beschermen. Naast deze belangenbehartiging organiseerde je de eerste herdenkingsbijeenkomsten voor Aids Memorial Day, waarin je niet alleen de rouw om de overledenen centraal stelde, maar ook de herinnering aan hen levend hield.
Je hebt zoveel gedaan, Jeannette. Jij doorbrak taboes, gaf ruimte aan verdriet en creëerde een gemeenschap waar mensen met aids elkaar konden vinden en steunen. Met deze ode wil ik de herinnering aan jou levend houden, want hoewel je jezelf misschien niet als verpleegkundige zag, werd je na je overlijden nog geroemd als een verpleegkundige pur sang. Je speelde een onmisbare rol in de informele zorg voor mensen met aids, een rol die nooit vergeten mag worden.
Dankjewel, Jeannette, voor alles wat je hebt betekend.
Door Hugo Schalkwijk
Vind jij het ook raar dat vrouwen zo onzichtbaar zijn in het verhaal van Amsterdam? Het Amsterdam Museum vindt het de hoogste tijd om dit samen met jou te veranderen. Iedereen kan meedoen. De vorm van een ode is vrij. Schrijf een ode aan een vrouw die iets betekend heeft voor Amsterdam en verrijk het verhaal! We publiceren alle odes op dit platform en nemen ze op in de collectie van het Amsterdam Museum. Van de meest bijzondere bijdrages maken we onder meer een tentoonstelling, een boek en een podcast!
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.