Sla navigate over

Ode aan Marijke Ouëndag-Van Lis (1937)

23 oktober 2025
Geschreven
Hele stad
Verleden
Ode aan de stad
Opgroeien in Amsterdam

Deze ode is voor een vrouw die zich hard heeft gemaakt voor de speelmogelijkheden van onze kleinste bewoners en kunst in de openbare ruimte in Amsterdam: Marijke Ouëndag-Van Lis (1937). In de jaren 70 bedacht, ontwierp en maakte zij speelobjecten voor kinderen uit de stad: kleurrijke woezels. In die tijd maakte Amsterdam flinke haast bij het oplossen van de woningnood: bouwen, bouwen, bouwen, waarbij het perspectief van het kind vaak vergeten werd.

Spelende kinderen op een woezel in de Molenwijk ter plaatse van de flat Tjasker, augustus 1972. | Foto: Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening / Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Het apezuur vervelen

Het verhaal van de woezels is begonnen in het boek Winnie de Poeh van de Engelse schrijver A.A. Milne. Zwervend door het bos ontdekte Winnie voetstappen en riep: “Hier lopen wilde woezels rond.” Vervolgens tekende het dochtertje van Marijke Ouëndag-Van Lis (1937) ergens in 1970 een fantasievol beest en toen dacht moeder Marijke: dit ga ik maken. En zo ontstonden de door Ouëndag-Van Lis gecreëerde speelobjecten, oftewel woezels.

Het plan om zelf woezels te maken ontstond uit onvrede over de weinige ontplooiingskansen als moeder en frustratie over de leefomgeving met weinig aandacht voor het kind. Ouëndag-Van Lis had sociale psychologie gestudeerd, trouwde met een architect en kreeg kinderen. Dat leven viel haar tegen: “Je ontdekt dat je in een stedelijke omgeving leeft die niet op het kind berekend is. Dat geeft een enorme spanning voor moeder en kind. Je moet elk sociaal contact voor je kinderen zelf verzorgen, wil je ze tenminste niet te pletter laten rijden op straat.”

Uit die gedachte richtte Ouëndag-Van Lis samen met haar vriendinnen een peuterzaal op, genaamd Marijke. Dat werd een groot succes, tot verbazing van Ouëndag-Van Lis en haar vriendinnen: “Het liep storm en wij verbaasden ons over het enorme arbeidspotentieel bij jonge moeders die zich in het dagelijks leven het apezuur vervelen.” De peuterspeelzaal smaakte naar meer, dus richtte Ouëndag-Van Lis zich op een ander onderdeel van de ontwikkeling van kinderen: speelplaatsen en -gelegenheden. Volgens Ouëndag-Van Lis hadden deze in Nederland altijd een restfunctie gehad en waren ze monotoon van aard, terwijl ze in Amerika prachtige voorbeelden had gezien tussen de grote flats van New York.

Woezels bij Molenwijk, 2018. | Foto: Edwin van Eis, fotobank gemeente Amsterdam (36067).

Een woe(ze)lige start

Geïnspireerd ging Ouëndag-Van Lis aan de slag. De eerste woezel werd in de Delftse huiskamer gecreëerd, maar voldeed nog niet: het materiaal was niet sterk genoeg. Ouëndag-Van Lis besloot hierop hulp te zoeken van de industriële sector. Dat lukte en ze werkte maandenlang in een bedrijf dat polyester verwerkte. Over deze periode lichtte ze in een interviewartikel met De Tijd toe: “Ik heb de problemen van die fabrieksmensen gedeeld en ik ontdekte een heel andere wereld. In het begin keken die mannen vreemd tegen me op, zo van: “Wat moet je nou met zo’n huistut”. Inderdaad, ik wist in het begin het verschil niet tussen een moer en een schroef, maar die mannen wisten niet hoe ze een taart moeten bakken, we stonden dus eigenlijk quitte en na een tijdje ben ik geaccepteerd.” De eerste onverwoestbare woezels ontstonden kort daarna.

Woezels in het Amstelpark, september 1972. | Bron: Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening / Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Woezelflat op de Floriade van 1972

Eén van de eerste woezels van Ouëndag-Van Lis werd gepresenteerd op de manifestatie ‘Kind en Leefmilieu’, dat in juni 1972 onderdeel was van de Amsterdamse Floriade. In de grote Expohal nabij de Europaboulevard werden verschillende films en foto’s van kinderen en hun omgeving tentoongesteld, zowel binnen- als buitenshuis. Ook werd in de hal een creatieve werkplaats voor kinderen ingericht, waar werd getekend, geschilderd en gebouwd. Buiten de hal was een marktplein gecreëerd waar onder andere kon worden gehinkeld, geklommen of gespeeld met zand. Een eyecatcher op het plein was de 5,5 meter hoge en gekleurde woezelflat van Ouëndag- Van Lis, een ‘totempaal-achtige constructie’ bestaande uit een glijbaan en ‘armen’ waaraan door middel van grote ballen schommels waren gemaakt. Volgens NRC Handelsblad was het de woezelflat die de jonge kinderen van prinses Beatrix en Claus tijdens de opening ‘blijkbaar nogal verbijsterde’. De woezelflat werd een succes en leverde maakster Ouëndag-Van Lis opdrachten door het hele land op. Na afloop van de Floriade ging wethouder Han Lammers op zoek naar een plek voor de woezelflat, die gemeentelijk bezit was. In maart 1973 werd een geschikte plek gevonden: een lege kavel in De Pijp waarop kort daarvoor de Sint Willibrorduskerk was gesloopt.

De woezelflat van de Floriade werd in 1973 herplaatst op het terrein van de afgebroken Sint Willibrorduskerk. Datering 19 mei 1973. | Foto: Collectie G. L. W. Oppenheim (1906-1984) / Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Woezelfamilie en kindertjesboom

Na de Floriade verschenen steeds meer woezels in de stad. Zo maakte Ouëndag-Van Lis in opdracht van de gemeente Amsterdam een woezelfamilie voor de Molenwijk in Amsterdam- Noord, een autovrije wijk in een parkachtige omgeving die alleen maar uit flats bestaat. Behorend tot deze woezelfamilie zijn de 2 visarenden (1978) aan de Zaanhof in de Spaarndammerbuurt. Ook voor steden als Voorburg en Zoetermeer ontwierp Ouëndag-Van Lis woezels. De meeste woezels fungeren nog steeds.

Een bijzonder woezelproject was de kindertjesboom in de Kalmoesstraat in Amsterdam-Noord uit 1975, een speelobject dat door de in 1955 opgerichte Vereniging van Bedrijven uit Amsterdam-Noord (VEBAN) cadeau werd gedaan. Het werd geschonken in verband met de 700e verjaardag van Amsterdam. Inspiratie voor de kindertjesboom was een oud Amsterdams verhaaltje dat de vraag beantwoordt waar kinderen vandaan komen. J. A. Groen jr. beschreef dit verhaal in zijn boek Rondom Volewijck en Tolhuistuin. Een historische wandeling door Amsterdam-Noord en zijn randdorpen, tevens geschreven en gepubliceerd in het kader van het 700-jarig bestaan van Amsterdam. Het speelobject aan de Kalmoesstraat werd uiteindelijk door brand verwoest.

Wethouder van Onderwijs en Jeugdzaken Rudi van der Velde (CPN) nam het speelobject aan de Kalmoesstraat / Floraweg in Amsterdam-Noord op 4 oktober 1975 in gebruik. | Foto: ANEFO / Collectie Stadsarchief Amsterdam: foto’s / Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.

Een grauwe omgeving

Het succes van de woezels maakte Ouëndag-Van Lis blij, maar eveneens kritisch. Zelf sprak ze van ‘een succes van een eenoog in het land der blinden’. Liever zag ze haar woezels niet als kunstobjecten. Ze vond kunst niet discutabel, maar iets dat ‘direct in een elitehoekje’ werd geduwd. Eenieder die een woezel ziet, moest denken het zelf ook te kunnen maken, aldus de filosofie van Ouëndag-Van Lis. Zelf had Ouëndag-Van Lis ook geen opleiding in de kunstrichting gedaan en was ze huisvrouw, maar haar energie, scherpe blik op de omgeving en haar drie kinderen inspireerden haar om zelf te ontwerpen en te maken. Haar ontwerpen sloot ze aan op de leefwereld van kinderen, zodat deze in haar speelparadijzen een herkenningspunt zagen op de speelterreinen bij de woongebouwen. Met haar kleurige woezels poogde Ouëndag-Van Lis ‘het grauwe en grootstedelijke milieu voor kinderen’ speelser en boeiender te maken. En die opgave is er een van alle tijden.

Woezel in de vorm van 2 visarenden in de speelplaats aan de Zaanhof, september 1981. In deze woezel bevindt zich een waterinstallatie die wordt beheerd door de bewoners, waardoor de woezel op zomerse dagen een waterstraal uit de snavel kan spuiten. | Foto: Archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening / Beeldbank Stadsarchief Amsterdam. Informatie over de waterinstallatie geraadpleegd via het Amsterdam Museum.

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.