De trots van de ontwerpers, dat was ik. ‘De groote loods’. Later bekend als de Scheepsbouwloods. Ik kreeg destijds heel veel bekijks. Ze kwamen van heinde en verre om mij te bewonderen.
De Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij – de NSM – is geboren op Oostenburg. Maar de werf groeide zo hard, als een gulzig kind, dat zo snel mogelijk volwassen wilde worden. De werf werd te klein en in 1917 maakten we de sprong naar de Noordelijke IJ-oever. Hier dus.
En vanaf toen ging het de Amsterdamse haven jarenlang voor de wind. Duizenden Amsterdammers vonden werk hier bij mij in de scheepsbouw, binnen en buiten deze loods. Al in 1933 was de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij een van de grootste scheepswerven ter wereld. Tot de oorlog. De Duitsers hebben hier flink huisgehouden. Ze pikten ook de grote boten in. Autobussen, tramwagons, fietsen, textiel. Alles wat maar van nut kon zijn werd weggesleept. En ze maakten álles kapot. In de week van 22 september 1944 bliezen ze alles op: motoren, schaafbanken, boormachines. Dit hele gebied was één grote puinzooi. Geknakte hijskranen, verwrongen staal, kraanbanen, roestige balken, half afgebouwde schepen, allemaal aan gruzelementen door de Moffen. Van die kraanbanen is niets meer over. Wel ligt er nog een stuk van de goot hier in de Scheepsbouwloods, de klinkgoot. Zes meter. Klein stukje maar hoor.
Ik kwam ook niet ongeschonden uit de strijd. Deze loods raakte zwaar beschadigd, alle ruiten waren gebroken. Het verfmagazijn is in de fik gegaan; ook het archief onder helling 4 die was aangestoken door het verzet. Een paar weken later vielen de elektriciteitscentrale en de gasfabrieken uit. Post en telefoon werkten niet meer. Vuilnisophaal was gestaakt. Riolen stroomden over. En daarna was Amsterdam de hele winter een koude, donkere stad, waar geen tram of bus meer reed.
Maar een half jaar later in de zomer van 1945, konden de Amsterdammers hun zakken vullen met hemelse waar: sigaretten, kauwgomballen. Elf trams reden weer, vliegtuigen vlogen weer, en de scheepswerf was weer volop in bedrijf. We gingen samen met de NDM en vanaf dan heten we de Nederlandsche Dok- en Scheepbouw Maatschappij. NDSM. In de jaren ’50 maak ik opnieuw deel uit van de grootste scheepswerven ter wereld.
Geen beter leven dan een buitenleven op de werf, maar wel alleen voor échte kerels. Al werden die grote kerels, van de kade af gezien, net playmobilpoppetjes, daar hangend aan de romp of de achtersteven. Ik heb er nogal wat zo in het water zien vallen. Ik kan je vertellen. Een wonder als je dat overleefde. Van zo’n hoogte is het wateroppervlakte net beton.
Helmen droegen ze ook niet. Soms viel zo’n pijp op je kop of kwam er een hamer uit de lucht vallen, nou dan zat je voor de rest van je leven in een rolstoel. Ja dat kwam ook voor. Helaas. En de Arbo? Hadden ze nog nooit van gehoord.
Om maar niet te spreken van al die olietankers. Die moesten dan schoongemaakt worden. Al die schepen zaten vol asbest. Je wil niet weten hoe smerig dat was. Dan viel er weleens een vracht met bijvoorbeeld mais om. Daar kwamen honderden duiven op af. Nou als ze niet meteen dood van het dak vielen, gaven ze daarna nog twee weken licht. Dat heb ik van horen zeggen, hoor. Van een kleinzoon van een van de arbeiders, Richard. Maar die asbest kwam natuurlijk wel in de longen van de mannen. En de bobo’s hadden geen idee, of toch wel. Want dan moesten ze volle melk drinken want dat zou helpen tegen die giftige stoffen. Nou je kunt drinken wat je wil, maar je drinkt geen melk met je longen hè. Je geeft me te doen hoeveel niet ouder dan vijftig/zestig werden door dat heftige werk. Zoals de opa van Richard.
Ieder gebouw sterft tweemaal, wordt weleens gezegd. Eerst als die wordt afgebroken. Dan als die door de laatste van zijn tijd wordt vergeten. Toen ADM-failliet ging. De Amsterdamsche Droogdok Maatschappij moest ik lijdzaam toezien hoe de kogel mijn broertje afbrak. Want dat was ADM voor mij. Mijn broertje. Bakstenen kunnen natuurlijk geen kinderen krijgen. Maar ik had hem graag geadopteerd als ’t ware.
Maar hij is echt weg. Helemaal met de grond gelijkgemaakt tot er geen kruimel van over was. Wat een verwoesting. Bijna erger dan wat de Duitsers hadden gedaan. Maar de ADM leeft toch een beetje in mij voort hoor.
De doopplechtigheid van een schip was wel altijd een enorme happening. Gejuich, getoeter, tromgeroffel. Een fles champagne tegen de romp, altijd door een ‘dure’ mevrouw, en dan gleed zo’n gevaarte van 200 meter lang en 80000 ton van de helling. En dat gaf een golfslag! Vaak stonden er hele schoolklassen bij te kijken. Eén keer werd een kind dat aan de oever overspoeld door een grote golf en zo het water in getrokken. Die is wel weer uit het water gevist hoor. Maar ik bedoel maar.
In de jaren ’70 kwamen de gastarbeiders, eerst de Grieken en Joegoslaven, daarna de Italianen enz., toen de Marokkanen en de Turken. Nou toen kon menig Amsterdammer wel inpakken. Want te duur hè. Niet hun schuld, van die gastarbeiders. Nee, de bobo’s wilden gewoon voor een dubbeltje op de eerste rij. Maar de clubliefde was toen wel over.
Het werd steeds minder met de scheepsbouw. Japan en Korea namen het over. Veel goedkoper daar natuurlijk. Dus massaal werd er ontslagen. Ja als je de ziel van een club eruit haalt, dan gaat een stuk van jezelf ook kapot.
Het ritme van de klinken klonk als muziek in mijn oren. Dat mis ik nog weleens hoor. Nu klinkt de werf heel anders. Het is ook geen werf meer natuurlijk. Na de teloorgang van de werf heeft het nog jarenlang braakgelegen. Maar NDSM heeft zichzelf opnieuw uitgevonden eigenlijk. Nu leeft het hier wel weer dankzij de festivals, de vlooienmarkten, de cafés. Er gebeurt hier zoveel! Ook deze loods is helemaal opgebloeid met de kunststad en de kunstenaars die in mij huizen. Al die dingen die hier ontstaan. Waanzinnig!
DE SCHEEPSBOUW-WERF – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – wyze : o dierbaar plekje grond – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – O dierbaar plekje grond, waar eens dit schip op stond, O Scheepsbouw-werf! Waar ‘t lied des arbeids klonk By zwaar werktuig-geronk Is ‘t nu zoo akelig stil, O Scheepsbouw-werf!
Auteur: Anna Rottier. Actrice, theatermaker, dichter, (toneel)schrijver, vertaler
Mede mogelijk gemaakt door: Museum Amsterdam Noord Deze teksten kwamen tot stand met een bijdrage van het Letterenfonds ‘Makers buiten het boek’.
Bronnen: Stichting NDSM herleeft (Ans Barning en Ruud van der Sluis) Historisch Centrum Amsterdam Noord (met dank aan Jeannet van der Stelt en Henk Wilkens) Museum Amsterdam Noord (met speciale dank aan Wim Beerman) Geïnterviewde oud-medewerkers NDSM: Rob Boersma, Ans Barning, Ruud van der Sluis Geïnterviewde nazaten van oud-medewerker Jan Bruin: Ida Bruin, Richard van Ommen
Welkom op een reis door het ruige en trotse hart van Amsterdam Noord — een buurt gebouwd op arbeid, zweet, en verhalen van alledaagse mensen met buitengewone levens. Bezoek de tentoonstelling in Museum Amsterdam Noord. En wandel door het industriële verleden van Amsterdam-Noord, waar arbeidersverhalen weerklinken in staal, steen en geschiedenis.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.