Goedendag! Of is het al goedenavond? Ik ben nooit goed geweest in de klok. Dat komt omdat ik nooit ergens naartoe moet of op tijd hoef te zijn. Bovendien was ik decennialang dag en nacht open. En die proeffabrieken hierachter ook. Er was hier altijd werk aan de winkel, 24/7. Dat proces van destilleren mocht geen moment stilvallen. Dan had je ’t verkloot. Dus ja, dan sta je altijd aan, of het nu licht is of donker.
Maar we hadden wel gescheiden ingangen voor hoger en lager personeel. Bizar. Niet? Maar dat was ooit. Ik sta hier al sinds 1929. Dat is bijna een eeuw. Een hele eeuw! Nu is alles anders, hoor. Veel gelijkwaardiger. Tegenwoordig werken hier evenveel vrouwen als mannen. Of nou ja, niet helemaal. Maar we gaan wel de goede kant op.
Wacht, ik zal me even voorstellen. Mijn naam is Groot Lab. Het overgrote gedeelte van mijn bestaan was ik hét laboratorium van Shell, een van de grootste wetenschappelijke onderzoekscentra van de multinational. Van meet af aan wordt hier binnen bij mij – in de laboratoria – gesleuteld en geëxperimenteerd met nieuwe technologieën voor de energiesector.
Ik heb drie vleugels, vijf bouwlagen, twee grote trappenhuizen en waar ik extra trots op ben zijn de glas-in-lood ramen van Max Nauta. Alleen al daarvoor moet je hier eens binnenlopen. Die glas-in-lood ramen, dat is mijn make-up. Zoals jij oogschaduw op hebt, oorbellen in, of een diamant in je neus. Een van de glas-in-lood ramen is een oorlogsmonument. Uit 1947. Voor de werknemers van de Bataafsche Petroleum Maatschappij, die zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog. Ja, ja. Maar echt mooi. Een feniks die uit vlammen opstijgt met de tekst: ‘Gij zijt tot vrijheid geroepen’. Dat klinkt misschien wat pathetisch. Maar ik put daar dagelijks veel kracht uit, hoor.
De Badhuiskade. Dat is mijn adres. Die naam komt van het grote openluchtzwembad hier in het IJ dat lag hier tot een paar jaar vóór mijn komst. En een paar eeuwen daarvoor was hier het beruchte Galgenveld. Maar daarover later meer. Maar dat buitenbad, man, wat was dat mooi! En groot. Hier dus gewoon aan de oever, in de open lucht. Echt fantastisch! Mannen én vrouwen waren welkom, wat sowieso bijzonder was, in die tijd. Want normaal waren badhuizen gescheiden voor mannen en vrouwen, net als in de hamam. Daar kun je je nu niets meer bij voorstellen, maar het was echt een schande als vrouwen alleen al blote armen en benen hadden in de buurt van een man. Zie je het voor je? Zo truttig was het hier destijds in ons landje!
Het zwembad was enorm populair, toch moest het helaas in 1926 alweer de deuren sluiten. Daarna werd het terrein verkocht aan SHELL. Of ja eigenlijk dus toen nog de Bataafse Petroleum Maatschappij.
Hier achter mij, voorbij de proeffabrieken en de opslagtanks, en naast Obelt, dat buitenbad, daar lag Ericadorp. We praten over 1917, ook ver voor mijn tijd. Het eerste nooddorp in Noord gebouwd dankzij Floor Wibaut. Daar komt die leus vandaan: ‘Wie bouwt? Wibaut!’ Ja, grappig. Die huisjes waren zo simpel, en allemaal van hout, dat ze de bijnaam ‘de sinaasappelkistjes van Wibaut’ kregen. Het waren een soort barakken. En de gezinnen waren groot, groter, grootst. Soms wel tot de twaalf, dertien kinderen per gezin. Tussen de huizen, de tuintjes, de katjes en de lammetjes hing de was te drogen en speelden de kinderen tikkertje of verstoppertje. Voor de veiligheid had het dorp een eigen brandweerpost met zo’n schattig soort ladderwagentje. Het was net een speelgoedautootje. Veel te primitief om een grote brand te blussen. Twaalf jaar later in 1929 zijn alle houten huisjes afgebrand.
De jaren daarna, in de WOII, heeft ook SHELL het voor zijn kiezen gekregen. De Britten hebben alle olietanks moeten opblazen, en allerlei onderzoeksresultaten zijn verbrand, zodat ze niet handen van de Duitsers kwamen. Vreselijke ellende.
Maar na de oorlog gaat het Shell weer voor de wind. De Tolhuistuin was al gekocht door Shell. Toen mocht de ‘gewone burger’ er niet meer komen. Daarvoor was de tuin populair geweest onder de betere kringen van Amsterdam, maar in 1912 werd een deel opgeofferd aan de verbreding van de Buiksloterweg. En tijdens WOI raakte de tuin in verval. Dus Shell heeft zich over de tuin ontfermd, kun je wel zeggen. Alleen was die toen alleen nog maar toegankelijk voor de werknemers van Shell. Gelukkig is dat nu anders. Zo gezellig hier. Al is dat ook pas sinds kort hoor met een parkje, bankjes, wandelen met de hond, kussende stelletjes, voetballende kinderen, silent disco, rolschaatsen, kung fu in de open lucht, een café, een patatkraam, ijsjes. Er is zelfs een Holland Experience.
Maar heel vroeger stond hier een herberg. Het Tolhuis. Het dankt zijn naam aan de tol die moest worden betaald om de Buikslotervaart op te mogen. Reizigers kregen er typisch 17e-eeuwse Amsterdamse kost te eten, zoals haring, worst, brood. Even wegspoelen met veel bier of Rijn-wijn. Eenmaal verzadigd konden de gasten overnachten in de herberg. Dat moet een lugubere ervaring zijn geweest, met iets verderop, op het Galgenveld de bungelende lijken van ter dood gebrachte misdadigers.
Soms krijg ik bezoek van Elsje. Elsje Christiaens. Zij is mijn vriendin. Die komt alleen maar ’s nachts langs hoor. Overdag verandert ze in een brug en lopen mensen over haar heen. Kijk, daar over het Buiksloterkanaal naar de Tolhuistuin ligt de brug, met haar naam op de reling. Dat is haar lot, ben ik bang. Dat mensen over haar heen lopen. Daarom probeer ik ’s nachts een beetje lief voor haar te zijn, zodat ze overdag al die mensen kan dragen.
Kennen jullie het verhaal van Elsje?
Is wel tragisch hoor. Een meid uit Denemarken, dat amper een maand in Amsterdam woonde. En zo jong met haar 18 jaar ter dood veroordeeld omdat ze haar hospita vermoord zou hebben. Krijg nog tranen in mijn ogen, als ik eraan denk. Ik kan je vertellen, dan beginnen alle kranen in dit gebouw tegelijk te druppelen. Terwijl ze handelde uit verweer hè. Want die hospita was geen gewone hospita. Dat was natuurlijk een hoerenmadam die Elsje wilde dwingen tot dingen, om de huur te betalen. Maar Elsje weigerde en duwde de madam van de trap. Tja, dezelfde dag nog werd ze opgehangen hier op het Galgenveld.
Ik wou dat ik iets voor haar had kunnen doen. Maar dit is eeuwen geleden, hè. In de tijd van Rembrandt, 1664 zoiets. Hij is naar de overkant gevaren en heeft haar toen getekend. Dat kunstwerk hangt nu in het MOMA. In New York.
Weet je… Een dagje Galgenveld was in die tijd een van de meest populaire uitjes voor het 17e-eeuwse Amsterdamse gezin. Ja echt waar! Gezellig hoor. Maar ook toen het Galgenveld al lang en breed verdwenen was, was dit gebied echt een plek voor dagjesmensen uit de stad. Die kwamen hier wandelen, picknicken. In het Volewijckspark. Een prachtig groot park, hoor. Helaas moest het ruim baan maken voor de IJ-tunnel. Dat was in 1967. Er is toen zoveel kapot gemaakt hier. Voor een tunnel! Ook de chique huizen aan de Laanweg. En het gezellige Spreeuwenpark-buurtje. Oh mijn god, als ik daaraan denk, beginnen alle kranen in het gebouw weer te druppelen.
In 1971 opent het beroemde kantoorgebouw hiernaast zijn deuren, Toren Overhoeks. Waar de woonwijk met de luxe appartementen nu naar vernoemd is. In 1966 start de bouw van dit bijna 80 meter hoge gebouw, dat gedragen wordt door bijna 400 funderingspalen. Door zijn diagonale ligging ten opzichte van het IJ krijgt het de naam ‘Overhoeks’. Tegenwoordig heet het de Adamtoren.
Daar, boven op het dak kun je nu schommelen. Met een waanzinnig uitzicht over Amsterdam. Maar je moet geen hoogtevrees hebben.
Tussen 2005-2008 is het hele Shell-terrein hierachter met de grond gelijkgemaakt, na de verkoop aan de gemeente. Jarenlang was het een desolaat braakliggend terrein. Overal poep en ik heb zelfs iets gehoord over een lijk. Maar of dat waar is… Nu wordt het voormalig Shell-terrein een woonwijk voor rijke mensen. Of dat is het eigenlijk al. Vooral veel expats ben ik bang.
In 2011 word ik gekraakt door de Occupybeweging. De oud-medewerkers die vonden het echt heel erg dat dit gebeurde met mij. Burgemeester Eberhard van der Laan laat mij ontruimen. Vanaf 2013 vestigt broedplaats A Lab zich in mijn rechter voorvleugel. Daarnaast komt een jaar later het Clink Hostel. Van negen karakteristieke Shellgebouwen zijn er drie behouden: de kantoortoren Overhoeks, de kantine (nu restaurant) en ik, het Groot Lab. Maar op het hoogtepunt van Shell, zo in de jaren zeventig/tachtig, stonden hier bijna vijftig gebouwen! Ik was slechts een van de vele.
Ja, ik mis ze wel, de oud-medewerkers. Voel me wat vervreemd van mezelf, met al die toeristen! Maar ik ben nooit alleen. Het is ook best gezellig en een tikkeltje exotisch met al die duizend-en-een talen en verhalen. En het nieuwe Shell-gebouw, de Energie Transitie Campus, staat hier vlakbij. Dat enorme gebouw aan het IJ met al die ramen die ’s avonds licht geven. Dus nee, mij vergeten? Dat zullen de medewerkers van Shell niet snel doen.
Auteur: Anna Rottier. Actrice, theatermaker, dichter, (toneel)schrijver, vertaler
Mede mogelijk gemaakt door: Museum Amsterdam Noord Deze teksten kwamen tot stand met een bijdrage van het Letterenfonds ‘Makers buiten het boek’.
Bronnen: Jules Schweppe, Wim Stil (1989) ‘Research aan het IJ, de geschiedenis van het ‘Lab Amsterdam’, Koninklijke/Shell-Laboratorium, Amsterdam. Geïnterviewde oud-medewerkers: Focco Bijlsma, Rob Hafkamp
Welkom op een reis door het ruige en trotse hart van Amsterdam Noord — een buurt gebouwd op arbeid, zweet, en verhalen van alledaagse mensen met buitengewone levens. Bezoek de tentoonstelling in Museum Amsterdam Noord. En wandel door het industriële verleden van Amsterdam-Noord, waar arbeidersverhalen weerklinken in staal, steen en geschiedenis.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.