Sla navigate over

Wil Brons herinnerde zich zijn jonge jaren in de Bellamybuurt.

22 mei 2025
Geschreven
Centrum
Hele stad
Verleden
Verdwenen uit het straatbeeld

Wil Brons, geboren in 1915, woonde in de Bellamybuurt in Oud-West; hij was één jaar toen hij met zijn ouders naar de Bellamydwarsstraat verhuisde. De wereld nam z'n vaart, maar Brons was niet van z'n stek te krijgen. In 1998 woonde hij er nog steeds. Tijd voor een bandopname.

Wil Brons in 1998.

Geintjes en water

“Eens kijken, de jaren twintig ja, haha, die bakkers! Hiertegenover stond het beschuitfabriekje van Haust. Achter dat fabriekje, in de Jan Hanzenstraat, maakten ze de deegbollen. Die werden naar de fabriek gedragen, waar ze het deeg warm konden maken, dan kromp dat spul en werd het beschuit. Die bakkers liepen dan zo over straat, met drie van die bakken op hun hoofd. Er waren jongens… de een ging op de ander z’n schouders staan en als er zo’n bakker langskwam grepen ze die bollen. Haha! Een bakker zou die jongens eens een flinke schop onder hun kont geven en toen vlogen al die bollen door de lucht.

In de Jan Hanzenstraat woonde ook de brugwachter van de Kinkerbrug. Die zat bij die brug in een piepklein huisje, met een stok, een touw eraan en een klompje en als er dan een boot door moest dan ffffft, slingerde hij dat klompje van zich af. Dan gooiden ze daar een kwartje of dertig centen in. De dochter van de brugwachter was een beetje malende, die was erop getraind… die bracht elke dag een pannetje met eten, in een theedoek geknoopt, naar haar vader. Zat die man dat in dat kleine hok te nuttigen.

Dit was aan de rand van de stad. De Bellamystraat, de Wenslauerstraat en de Jan Hanzenstraat liepen dood op de Wetering, tegenwoordig de Kostverlorenkade. Aan het eind van de Bellamystraat was een cafeetje en daar kon je je voor twee centen over laten zetten. Daar heb je nu de Baarsjes, maar dat was toen allemaal nog land.

Aan deze kant van het water zaten wat houthandels, die het hout op dekschuiten kregen aangevoerd. Een ervan was de houthandel van Van Grond. Van Grond had twee wagens met een paard ervoor. Dat ging toen van stap, stap, hup met die beesten naar de klant. ’s Avonds liepen die paarden door de Jan Hanzenstraat, waar ze achter het huis van Van Grond werden uitgespannen. Dat moest dan allemaal door de gang, door de keuken, naar de stal. Soms kreeg een paard op z’n sodemieter omdat hij de mensen achterna zat”.

J.H. Haust & zonen werkplaats. 1895.

Lawaai en stank

“Dan had je in de Schimmelstraat, waar die uitkwam op de Wetering, een scheepswerfje. Er moesten klinknagels in die schepen geslagen worden en dat gaf een rotherrie, maar de mensen hadden toen nog begrip voor dat soort lawaai, want ja, er moesten boterhammen verdiend worden. Mensen waren veel gemakkelijker toen. Iemand had in de winter bij dat werfje zes koeien in een loods staan. Op zondag ging de deur open en dan liepen die koeien op straat een beetje heen en weer. Ze lieten wel eens wat vallen, maar de mensen riepen toen nog niet ‘daar hou ik niet zo van’.

Een keer …. dat was een man van de Bilderdijkstraat … en die had ook ergens koeien staan … toen heeft m’n vader ‘m getipt: ‘Ze hebben je koeien eruit gehaald’. Het was in de oorlogsjaren moet je weten. Ze hebben die beesten nog kunnen achterhalen voordat ze (illegaal) geslacht zouden worden. We hebben geen koeienpootje gehad hoor, maar ach, daar ging het ook niet om”.

Conducteur GVB. 1929.

Snoepen bij Stijntje

“In de Theodorusstraat, een vroeger zijstraatje van de Wenslauerstraat, zat het snoepwinkeltje van Stijntje, die woonde daar alleen in een benedenhuis. Als er een klant was kwam dat dikke mensje met die pukkel op d’r wang van achteren naar voren schommelen. Soms had je van iemand een cent gehad voor een boodschap en dan ging je bij Stijntje voor een halve cent wat snoep kopen. Met de halve cent die je terug kreeg ging je naar buiten om vijf minuten later weer terug te keren, want die halve cent brandde toch in je hand. Moest Stijntje zich wéér naar voren wurmen.

Dicht bij Stijntje woonde Paul, dat was de porder van deze buurt. Wilde je ’s ochtends om zes uur gewekt worden, dan kwam-ie. Naast hem woonde opa Michels, je weet wel, van Rinus. Die was rijtuigschoonmaker bij de tram. Ik weet niet of je er [bedoeld is de v/m tramremise annex Centrale Werkplaats van het GVB; tegenwoordig “De Hallen”] wel eens in hebt gekeken, ook bij garages zie je dat, een werkput zó breed [nou ja, ruim één meter], en dan kwam de tramwagon erboven rijden. Die man stond in dat gat beneden. Dat was koud hoor! Maar ja, toen hadden ze andere waarden om de mensen te behandelen”.

 

Vervolg in Deel 2.

 

De tekst is grotendeels letterlijk overgenomen uit de Z-krant nr.12 uit juni 1998, met toestemming in 2025 van auteur Hugo Jetten en Z, met enige aanvullingen door Marc Stegeman voor het Bellamy BuurtMuseum, mei 2025.

Buurtkamer Bellamy Museum: ingericht door de buurt

Een gezellige plek die we samen inrichten, onderhouden en vullen met fijne activiteiten. Bij ons kan iedereen met een leuk idee, activiteiten organiseren. Het maakt bij ons niet uit wat je achtergrond of leefstijl is, iedereen is welkom. Gastvrijheid staat bij ons hoog in het vaandel. Loop gerust binnen voor een kop koffie of thee, kom bij ons eten of lunchen. Lekker eten, fijne mensen.

Neem een kijkje op de site

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.