In 1925 bestond Amsterdam officieel 650 jaar. Dat werd groots gevierd, onder andere met een diner voor notabelen in het Paleis op de Dam. Ook was er een dubbele tentoonstelling; zowel in het Rijksmuseum als het Stedelijk Museum. De bekende stadshistoricus Hajo Brugmans maakte hiervoor een boek met 570 afbeeldingen en weinig tekst.
‘Amsterdam in beeld’ is de titel van het boek. En Prof. Dr. Brugmans maakte het samen met Mr. A. Loosjes. Het boek werd aangeboden aan Den HoogEdelAchtbaren Heer Burgemeester W. De Vlugt.
Opvallend is de trotse en plechtige toon van het boek. Het uiterlijk van de stad wordt met harde oordelen besproken. Over architect Cuypers van het Centraal Station en het Rijksmuseum: ‘Amsterdam heeft het geluk gehad, dat de geniale bouwmeester Cuypers ook aan haar stad zijn aandacht en zorgen heeft gewijd…Met hem gaat er weer waarheid komen in de bouwkunst.’
Over de Pijp zijn de schrijvers minder positief: ‘Zeker, niet alle nieuwe wijken zijn van zulk een onstellende goorheid als de befaamde Pijp, maar de regel is toch dat de stadsuitbreidining in de 19e eeuw karakterloos en smakeloos was.’ De zeelieden van de 17e eeuw worden ‘koene zeevaarders’ genoemd.
Na een kort historisch overzicht volgen er foto’s van ‘Kerken en Godshuizen’, ‘Stadspoorten en openbare gebouwen’ en ‘Particuliere gebouwen en stadsgezichten’.
Hier volgt een aantal belangrijke beelden met daarbij de visie van Brugmans en Loosjes: ‘Nog steeds imponeert Amsterdam door zijn statige schoonheid, zijn zelfbewuste fierheid.’ Over sociale kwesties rept het boek niet. Het gaat om de kwaliteit van het stadsbeeld en de gebouwen.
Uit ‘Amsterdam in beeld’: ‘Zonder twijfel was het oude raadhuis met zijn gothische galerij een aantrekkelijk gebouw.’ In 1652 brandde het af. Maar het nieuwe stadhuis, het huidige Paleis, werd al gebouwd.
De Dam was het centrum van de wereldhandel. Links het nieuwe stadhuis in aanbouw: ‘Het monumentale gebouw, dat het oude stadhuis verving, was stellig minder schilderachtig…Zoo kwam een magistraal paleis tot stand, dat nog steeds den stempel draagt van van dezen machtigen en zelfbewusten tijd.’
De stad begon als lintdorp aan beide kanten van de Amstel: ‘Zo ontstond een logisch opgebouwd stedelichaam, dat wij technisch kunnen karakteriseren als een dubbele rivierstad…Van dat middeleeuwse Amsterdam staat niet veel meer overeind.’
De stad bestond rond 1300 uit het Damrak, Dam en het Rokin. Met aan het oosten de Oude Zijde en aan het westen de Nieuwe Zijde.
De schrijvers besteden veel aandacht aan de kerken, waaruit blijkt dat de christelijke godsdienst destijds nog een grote rol in de stad speelde: ‘Intuschen, het kostbaarste middeleeeuwsche bezit van de Amsterdam zijn de kerken…Kostbare bouwwerken in den edelsten stijl heeft de stad bewaard in haar Oude en Nieuwe Kerk…Als geheel maakt de Oude Kerk dan ook den indruk van speelsche, jeugdige kracht.’
Over de Westerkerk: ‘Maar wat de Westerkerk vooral haar aanzien bij Amsterdammers en vreemdelingen heeft gegeven, is haar toren, die de hoogste van Amsterdam is en die hoog in den top de keizerskroon draagt.’
In 1578 werd Amsterdam protestants, en de Westerkerk werd als protestants Godshuis gebouwd.
Over de plankaart voor de bouw van de grachtengordel: ‘In dit Amsterdam van 1600 kan men de stad der zeventiende eeuw, de prachtige halve maan reeds onderkennen…De uitleg werd zoo ruim en zoo magistraal opgevat, dat hij voor eenige eeuwen den vorm en de structuur van het Amsterdamsche stedelichaam heeft bepaald.’
Over de Munttoren: ‘Dit bouwwerk is de eenig bewaarde zijtoren van de oude Regulierspoort. De toren had naar middeleeuwschen trand een eenvoudige afdekking. Maar in 1620 heeft Hendrick de Keyser op den ouden middeleeuwschen tronk een spits gezet, die het geheel maakt tot een der fleurigste bouwwerken van Amsterdam.’
‘Van de oude poorten bleven alleen in wezen de Muiderpoort, een goed staal van de monumentale bouwkunst der achttiende eeuw, en de Willemspoort.’
‘Van één belangrijke verfraaiing in de tweede helft der 19de eeuw moet hier worden gewag gemaakt; zij herschiep een tamelijk onooglijk stadsgedeelte in een der fraaiste wijken der stad. Wij bedoelen het Frederiksplein, met de belangwekkende schepping van Cornelis Outshoorn als hoofdmoment: Het Paleis voor Volksvlijt, dat door zijn machtig silhouet ten zeerste imponeert.’
Vanaf 1870 bereikt de industriële revolutie de stad. De Staatslieden-, Kinker-, Oosterparkbuurt en De Pijp worden gebouwd. Dit zijn arbeiderswijken. Aan het Vondelpark komt een chique buurt.
Over De Pijp: ‘Zeker niet alle nieuwe wijken zijn van zulk een ontstellende goorheid als de befaamde Pijp, maar de regel is toch, dat de stadsuitbreiding van Amsterdam in de negentiende eeuw gedachteloos is geweest en daardoor karakterloos en ook smakeloos.’
‘Het Rijksmuseum is zonder twijfel het belangrijkste monumentale gebouw, dat in de 19de eeuw in Amsterdam is verrezen; ook zwijgend van de rijke verzamelingen die het bevat, zou men er bladzijden aan kunnen wijden.’
Ook de eigentijdse stedelijke ontwikkeling komt aan bod: ‘Berlage heeft bovendien het plan-zuid ontworpen, het eerste goed doordachte uitbreidingsplan, dat voor de stad in driehonderd jaar is ontworpen…Van het plan-zuid zijn reeds gedeelten in uitvoering gekomen. Daar is de zeer moderne architectuur van het jongste Amsterdam aan het woord…Wij staan hier voor een veredeling van de van ouds bekende kazernewoning. Wij staan evenwel te dicht bij deze laatste architectuur om haar ten volle te waarderen…Voor Amsterdam is ongetwijfeld een groote, misschien ook wel een blijde toekomst weggelegd.’
Auteur: Serge Markx
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.