Ter ere van de 750-jarig bestaan van Amsterdam maakten Waag Futurelab en The Linen Project een 100% Amsterdams kledingstuk voor de burgemeester van Amsterdam. De teelt van de natuurlijke materialen, het verven en het ontwerp tot kleding: het textiel voor dit kledingstuk is volledig binnen de stadsgrenzen geproduceerd.
De samenwerking put uit de rijke textielgeschiedenis van Amsterdam, terug te vinden in straatnamen als Verversstraat, Staalstraat en Raamgracht, en gaat uit van het idee dat ambachtelijke kennis essentieel is om hedendaagse duurzaamheidsvraagstukken te adresseren. Met enkel 25m² aan vlas was het proces van zaadje tot kledingstuk sterk afhankelijk van de expertise en kennis van de makers. Helaas gaat juist die kennis en kunde vaak verloren door productieoptimalisatie in de textielindustrie.
100% Amsterdams textiel is een ode aan de maakcultuur gebaseerd op een circulaire economie, en viert het ambacht en deze makers met hun aandacht, zorg en liefde voor het materiaal.
Vlas verwerken is een complex proces dat eeuwenlang de basis vormde van de Nederlandse textielindustrie. Op een perceel van 25m² op het Marineterrein is het vlas gezaaid, gekweekt en geoogst. Daarna is het getrokken met de hand. In vergelijking met machinale werkwijzen, zorgt deze traditionele methode voor langere vezels van betere kwaliteit. Na het roten—blootstelling aan vocht om de pectine af te breken die de vezels aan elkaar bindt—is het vlas te drogen gelegd in de Commandantswoning op het Marineterrein. Een proces van braken, zwingelen en hekelen transformeerde de ruwe vlasplant vervolgens tot werkbare vezels door het te scheiden van de houtachtige bestandsdelen. Elke stap binnen de vlasbewerking bepaalt de uiteindelijke kwaliteit van de vezels. Tot slot is het vlas op lengte gesorteerd en in vlaspoppen gedraaid: klaar om te spinnen.
Vlasspinnen is een uiterst moeilijk ambacht. Het spinproces vereist niet alleen technische vaardigheid, maar ook een diep begrip van de eigenschap van vlasvezels, waarbij elke spinner een eigen ritme en techniek ontwikkelt om het garen te spinnen. Deze kennis is in Amsterdam met de jaren verloren is gegaan. Voor het spinnen van de vezels is daarom uitgeweken naar het noorden en oosten van Nederland om ervaren spinners te vinden die het ambacht nog beheersen. Dit toont aan hoe kwetsbaar ambachtelijke kennis is en hoe belangrijk het is om deze vaardigheden te koesteren en door te geven. De spinners sorteren de vlasvezels nog eens zorgvuldig op lengte, waarna zij een spinrok maken om het eigenlijke spinproces te kunnen beginnen.
Natuurlijk verven is een proces met veel afhankelijkheden en mogelijkheden. Afhankelijk van draaiing en vezelkwaliteit neemt elk garen de verf weer anders op, wat vraagt om specifieke afstemming gedurende het verfproces. De chemie tussen materiaal en verfbad wordt daarom door de verver continu met elkaar in balans gebracht voor een optimale uitkomst.
Voor de rode kleur zijn de wortels van drie jaar oude meekrap gebruikt, geoogst op het Marineterrein. Meekrap bevat tientallen verschillende chromatische componenten, die afhankelijk van het verfproces in verschillende samenstellingen naar voren kunnen komen. Deze rijkdom aan kleurtonen geeft het garen een unieke diepte en levendigheid, die onmogelijk te repliceren is met industriële kleurstoffen. Naast meekrap is ook coreopsis (‘meisjesogen’) gebruikt om een warmer kleurpalet te creëren.
Het weefproces is een delicate balans van de unieke eigenschappen van het handgesponnen vlasgaren en de keuzes van de wever. De wever berekent continu wat mogelijk is binnen de grenzen van het materiaal en de gewenste kwaliteit van de stof. De gekozen technische aspecten—zoals de spanning van de schering, de dichtheid van de inslag en de soort weefbinding—bepalen de textuur en sterkte van het weefsel. Het aanvoelen van het juiste ritme tussen weefgetouw en garens door de wever is bepalend voor de uiteindelijke kwaliteit van het doek.
Het ontwerp van het jasje met sculpturale plooi is ontwikkeld vanuit de constructie van het textiel zelf, binnen de hoeveelheid meters textiel die beschikbaar waren. De eigenschappen van het handgeweven materiaal waren leidend in het proces van de ontwerper. Dit is fundamenteel anders dan conventioneel (industrieel) ontwerp, waarbij materiaal ondergeschikt is aan vorm. Deze methodiek dwingt tot creatieve oplossingen en resulteert in een kledingstuk dat organisch voortvloeit uit het productieproces. Het jasje is meer dan een kledingstuk; het is een manifestatie van alle voorafgaande stappen, van vlasteelt tot weefsel. Door materiaal en ontwerp in dialoog te laten gaan, is een kledingstuk ontworpen dat lokale productie en ambachtelijke maakprocessen belichaamt.
Concept, coordinatie & realisatie — Waag Futurelab: Cecilia Raspanti, Isabel Berentzen; The Linen Project: Joan den Exter, Willemien Ippel
Vlas kweek & oogst — Guusje Heesakkers
Vlas verwerking — expert Marieke van Mieghem; guiding Cecilia Raspanti, Isabel Berentzen, Ista Boszhard, Maarten Smith, Joan den Exter, Willemien Ippel
Verfplanten kweek en oogst— Cecilia Raspanti, Isabel Berentzen
Spinnen — Erna Evers, Geeskegrietje van Dijk, Heleen Lorijn
Verven — Anna Civaleri, Cecilia Raspanti
Weven — Eva Klee
Ontwerp en confectie — Charlotte Bakkenes
Fotografie — Wardie Hellendoorn
Dit project is mogelijk gemaakt met financieel support van Gemeente Amsterdam, Iona Stichting en Het Cultuurfonds.
* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.