Sla navigate over

Wie is ’t Ponthuys?

11 juli 2025
Geschreven
Podcast
Podwalk / wandeling / fietstocht
Noord
Heden
Verleden
Industrieel erfgoed van Noord

Nog een paar jaartjes en dan sta ik hier honderd jaar! Een hele eeuw! En ik glans als nooit tevoren, toch? Kijk dan! Ze hebben me helemaal in de watten gelegd, die nieuwe eigenaren. De Goudvischjes. Een échte Amsterdamse horecafamilie, die mij heeft geadopteerd, zeg maar. Daarom heet ik nu Polly. Polly Goudvisch. Met de P van Ponthuys. Daar ben ik blij om. Dat de letter P bewaard is gebleven. De P van Ponthuys.

Wachtenden voor de pont. Rechts het wachthuisje en links het gebouw van de Tolhuispont. Op de achtergrond café-restaurant Het Tolhuis. Bron: Stadsarchief Amsterdam
Stem 't Ponthuys: Fleur Renes. Tekst & regie: Anna Rottier. Muziek: Jeditah van der Meulen & het ZangLab. Edit & geluid: Esa Verboom.

Want Ponthuys zo werd ik altijd genoemd. Logisch, want ik ben ook een Ponthuys. Het huis voor de pontvaarders. Voor de schippers, dus hè. Hun wachtkamer, als het ware. De schippers voelden zich thuis hier hoor bij mij. Bakkie koffie, peukie, krantje d’r bij. Hier konden ze ff uitblazen, die schippers. Op hun stoompijpfluitje. Haha.

Maar die naam ben ik nu kwijt. Het Ponthuys. Alsof ik ben uitgehuwelijkt en niets meer mag herinneren aan mijn verleden. Aan de vorige eigenaren. Aan mijn exen, bij wijze van spreken. Ja, zo voelt dat wel een beetje.

Nou ja… Ik troost me maar met Shakespeare. Die zegt dan gewoon: ‘Wat is een naam? De bloem die we roos noemen, geurt met een andere naam even zoet.’

Ja zo ist ook.

Het blijft een gezellige plek bij mij.

Tijdens de oorlog was ’t hier minder gezellig. Toen hielden de Duitsers kantoor hier. De schippers konden amper hun mond opendoen, want o wee als ze hun mond voorbijpraatten. Over het smokkelen van kolen bijvoorbeeld. Die schepten ze stiekem uit de machinekamer van de pont, voor melk of aardappelen. Je moet weten, voor een mud aardappelen moest je die rampzalige winter van ’44 wel tachtig gulden kunnen neertellen. Tachtig gulden! Weet je hoeveel geld dat is vandaag de dag? Ja veel. Heel veel geld. Dus… Nee, dat was geen fijne tijd.

Maar roemrucht was de pontbrug over het IJ. Ook wel de ‘Hongerbrug’. Naar die ellendige Hongerwinter. Er was geen brandstof meer hè. Want daar hadden die Duitsers een stokkie voor gestoken. Dus op een gegeven moment geen pontje dat het IJ nog over kon. En toen kwam dat geniale plan van die pontbrug, al die pontjes, achter elkaar. Zo konden de mensen tenminste nog naar Noord om hun honger te stillen (foto!).

En dat was een half jaar lang een komen en gaan van mensen over die pontbrug, op de vlucht voor de kou, de honger; op zoek naar voedsel in de polder. Tot augustus ‘45.

Zeventig jaar na de Tweede Wereldoorlog, in 2015, is die pontbrug symbolisch nagemaakt. Dat gaf wel wat kippenvel bij mij, voor zover bakstenen dat kunnen hebben. Haha.

Enfin… na de oorlog werd het hier weer een leven van jewelste. Vooral in de spits! Lange rijen passagiers en voertuigen van hier tot helemaal daar, voorbij die bocht. Maar het was dan ook gratis intussen. In het begin betaalde je nog 2 ½ cent voor een overtocht. En 10 cent voor een weekkaart. Voor elk voertuig met wielen moest ook nog eens extra betaald worden. Zelfs voor de kinderwagen! Maar dan hebben we het over 1800-zoveel. Is wel tijdje geleden. Sinds de IJ-tunnel geen auto’s meer op de pont, dat begrijp je wel.

Tot wel ergens in de jaren tachtig, kon je wel nog met de bus over het water. Wist je dat? Bus 39. Midden op de pont was een halte. De Tolhuispont heette die. Vanwege de Tolhuistuin hiernaast. Al was de naam eigenlijk de Buiksloterveerdienst. Maar ja, die namen. Wat zei Shakespeare ook alweer? Enfin… dus halverwege het water kon je uitstappen. Want dat was dan maar één zone in plaats van twee, weet je wel. Geweldig.

Ik heb hier al die jaren zoveel mensen voorbij zien komen. Vooral mensen. Zelden iets ‘on-menselijks’. Ja ooit een keer een verdwaalde clown op zoek naar een kermis met een bos verwelkte ballonnen… En oh ja een keer stond hier een kameel op de stoep. Vanwege een vrijgezellenfeestje of zoiets. Of het is een broodje aap-verhaal. Maar er wàs wel een keer iets met een kameel; zie het nog voor me, grappig genoeg.

Door de week zag ik doorgaans de werkende mens. Gewone mensen die de stad draaiende hielden. Kantoorbedienden, staalboekbinders, timmerlieden, PTT-beambten, computeranalisten. Maar echt, de ochtendspits in de jaren tachtig! Stervensdruk hier al om zeven uur in de ochtend. Zie je het voor je? Mannen en vrouwen op fietsen en bromfietsen in de ochtendnevel van het IJ op de Tolhuispont.

Mensen die om deze tijd op de pont stonden, stonden altijd om deze tijd op de pont. Al jaren. Dag in dag uit. Soms moesten al die mensen tot wel drie ponten wachten tot ze over konden varen. Geen wonder dat mensen snakten naar een brug. Toen al hè. En vandaag de dag nog. Maar ze klaagden niet hoor. Blij dat ze elke dag vlees op hun bord hadden. Dat was te danken aan de wederopbouw.

2004. Toen nog café-restaurant "Het Ponthuis". Foto: Martin Alberts, Stadsarchief

Trouwens soms dan had je zo’n snuiter, dan waren de kleppen net dicht, en dan had zo’n gast geen zin om te wachten. En hop, sprong die zo op het laatste moment d’r overheen. Nou dat ging dus ook weleens mis… Geen aanrader dus! Veel te gevaarlijk!

Overdag kon het dus extreem druk zijn op de pont. Maar ’s avonds dan ging die pont niet meer zo vaak. Nog maar eens in het half uur of zo. En dan stond er een daar in z’n uppie in het donker samen met een verdwaalde junk, die even later bij mij een raam insloeg voor onderdak. Die junkies dus hè. Die hingen dan hier zo rond, hup naald in de arm. Heel treurig. Ik kon niet zoveel doen. Maar bij mij hadden ze dan tenminste een dak boven het hoofd. En de volgende morgen, de stoep hier voor de deur bezaaid met al die vieze naalden. Ja het kon hier behoorlijk onguur zijn. Akelig stil ook.

En die rattenplaag. Dat was toen ik voor het eerst een café werd. Was ook in de jaren tachtig. Stonden hier achter allemaal van die betonblokken. Die had SHELL daar gewoon neergezet. Nou die zet je niet even opzij. En daar viel van alles tussen. Allemaal troep. Colablikjes, frietbakjes, sigarettenpeuken, condooms. Zo smerig. Dus ja een periode krioelde het hier van het ongedierte. Nou dat voelt dus precies als luizen in je haar. Moet je voorstellen! En toen kreeg de kroegbaas natuurlijk op z’n donder van de keuringsdienst van waren. Hoge boetes hoor. En het was zijn schuld niet eens. Maar ja, hij was de enige die er wat aan kon doen.

De weg lag hiervoor ook altijd open. Moest er riolering komen. Of een ondergrondse fietsenstalling. Dat huisje daar, zie je dat? Dat is de ingang van die stalling. Dat staat daar maar nutteloos te wezen.

Nou hij hield t dus wel voor gezien op een gegeven moment. Te weinig klanten. Ja…

Die jaren tachtig dus. Die roerige jaren tachtig met z’n krakers, rookbommen, barricades. En daar aan de overkant, achter het Centraal. Daar durfde je ‘s avonds niet te komen hoor. Je moest uitkijken dat je niet struikelde over de hoertjes en verslaafden.

Maar die tijd is echt voorbij. Gelukkig maar.

Al zag ik ’t wel gebeuren hoor. Daar kwamen ze. Als een zwerm vliegen uit de pont. Elke dag weer diezelfde gezichten, die hier langsfietsen. Kon geen glimlach meer vanaf. De saamhorigheid was zoek. Die van de wederopbouw, weet je wel. Het begin van het kapitalisme. Ieder voor zich en God voor ons allen. Het houvast was kwijt, alsof ze met z’n allen in één grote put zwommen. Nog net niet in het IJ. Haha.

En dat is met de jaren alleen maar erger geworden. Denk dat die tijd zo’n beetje het begin was van het individualisme. Moet je zien! Staan ze daar met z’n allen op de pont. Maar een praatje maken, ho maar. Iedereen turen op zo’n schermpje. Waar moet dat heen? Een bizar fenomeen toch, vind ik ‘t. Ik zou ’t wel weten als ik een overtochtje kon maken. Maar voorlopig sta ik hier. En wat betreft die brug, mij niet gezien hoor. Veel te leuk die bootjes. Even uitwaaien op het water, heerlijk toch?

Maar als er dan toch een brug moet komen, dan graag voor mijn honderdste verjaardag!

 

Auteur: Anna Rottier. Actrice, theatermaker, dichter, (toneel)schrijver, vertaler

Mede mogelijk gemaakt door:
Museum Amsterdam Noord
Deze teksten kwamen tot stand met een bijdrage van het Letterenfonds ‘Makers buiten het boek’.

Bronnen:
Stadsarchief Amsterdam
Historisch Centrum Amsterdam Noord (met dank aan Jeannet van der Stelt en Henk Wilkens)
Museum Amsterdam Noord (met speciale dank aan Wim Beerman)
Geïnterviewde (oud-)medewerkers van GVB de pont: Paul van Dijk, Marten Wijbenga

Staal Stenen Stemmen

Welkom op een reis door het ruige en trotse hart van Amsterdam Noord — een buurt gebouwd op arbeid, zweet, en verhalen van alledaagse mensen met buitengewone levens. Bezoek de tentoonstelling in Museum Amsterdam Noord. En wandel door het industriële verleden van Amsterdam-Noord, waar arbeidersverhalen weerklinken in staal, steen en geschiedenis.

Volg de route!

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.