Sla navigate over

Hoe rook Amsterdam door de eeuwen heen?

23 juli 2025
Geschreven
Hele stad
Verleden
De Smaak van Amsterdam

De geschiedenis beleven we vooral met behulp van beeld en geluid. Er zijn talloze boeken over geschreven, we kunnen kijken naar schilderijen en historische films of luisteren naar podcasts en oude muziek. Een zintuig waar minder aandacht voor is, is geur. Het project Odeuropa, onder leiding van onderzoekers van het Meertens Instituut, brengt hier verandering in door het geurige verleden – waaronder dat van Amsterdam - tot leven te wekken.

Stonk het echt zo?

Wanneer we denken aan de geur van vroeger, denken de meeste mensen al gauw aan stank. Met het oog op Amsterdam lijkt dat te kloppen, want in de zeventiende eeuw had de stad als bijnaam de schone maagd met de stinkende adem. Volgens Inger Leemans, hoogleraar Cultuurgeschiedenis en projectleider van Odeuropa, kende de stad in het verleden dan ook de nodige ‘uitdagende’ geuren. ‘De grachten waren in binnen- en buitenland notoir. Voordat er riolering was, werden deze door inwoners soms als secreten gebruikt; zo waren er openbare toiletten die boven de grachten hingen. Ook werd er allerlei afval in gedumpt. Je kunt je voorstellen dat het in de zomer flink kon ruiken. Mensen die geld hadden, ontvluchtten de stad in deze periode.’

Toch is het volgens Leemans veel te kort door de bocht om te zeggen dat het vroeger alleen stonk. ‘De stad kende een ontzettend uitgebreid geurenpalet. In ons onderzoek noemen we die verschillende geurlandschappen smellscapes. Wat je daarin ook terugziet, is dat de inwoners van Amsterdam veel strategieën hadden om kwalijke geuren tegen te gaan. Zo werden naast de grachten lindebomen geplant. De zoete lindebloesemgeur kon zo in de zomertijd, wanneer het ’t meeste stonk, de neuzen enigszins verlichten.’

Amsterdamse ‘smellscapes’ door de jaren heen

De geur van de stad veranderde voortdurend door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Geurlagen komen en gaan – een proces dat tot op de dag vandaag merkbaar is in Amsterdam.

Zestiende eeuw. De opkomst van de suikerraffinaderij

Vanaf de 16e eeuw begon Amsterdam naar suiker te ruiken. Vanuit de Nederlandse koloniën werd ruwe rietsuiker naar Amsterdam verscheept en in suikerbakkerijen tot ‘suikerbroden’ gevormd. Op den duur waren er tegen 130 bakkerijen – met name in de Jordaan. De suikerriet werd met zeer zware en levensgevaarlijke slavenarbeid geproduceerd. De zoete suikergeur verborg dus een stinkende zaak. In de negentiende eeuw, met de komst van de stoommachine, begonnen de suikerraffinaderijen in de Jordaan ook flinkt te roken en stinken, waar omwonenden regelmatig over klaagden.

Zeventiende eeuw. Tabak verovert Amsterdam

Amsterdammers en hun tabakspijp waren in alle rangen en standen van de samenleving onafscheidelijk. De geur van tabak was door de hele stad te ruiken en volgens de Britten waren de inwoners van de Republiek ‘kettingrokers’.

1890. Abattoirs tegen overlast

Voordat de centrale abattoirs in Amsterdam werden gebouwd, werden de dieren geslacht in slachthuizen die midden in de stad stonden. Inwoners werden regelmatig geconfronteerd met de geur van dode dieren, bloed en slachtafval. Er werd geklaagd over de ‘verpestenden stank’ en in 1887 besloot de gemeente Amsterdam over te gaan tot de bouw van een centraal slachthuis, buiten het centrum van de stad.

Eind negentiende eeuw. Dieren verdwijnen uit Amsterdam

Eeuwenlang waren dieren onderdeel van het geurlandschap in Amsterdam. Dit veranderde in de negentiende eeuw toen de gemeente steeds meer regels opstelde om de geur van dieren uit de stad te weren. Zo moest levend vee via aangewezen routes door de stad worden vervoerd en mocht slachtafval alleen laat op de avond of vroeg in de ochtend worden vervoerd. In de jaren negentig van de negentiende eeuw kwam er een totaalverbod op het houden van vee in de binnenstad.

1906. Aanleg riolering Amsterdam

Voordat de gemeente Amsterdam riolering had aangelegd, belandde in sommige wijken de ontlasting soms in de grachten en goten. Door de toename van de vervuiling door de industrialisering en het inzicht dat er toch echt wat aan de hygiëne gedaan moest worden, werd in 1906 begonnen met de aanleg van een gemengd riool. In 1921 begon de bouw van een rioolwaterzuivering en een gescheiden riool.

1930. Auto’s in Amsterdam

In het interbellum kreeg de auto een steeds prominentere rol in het straatbeeld van Amsterdam. Naar schatting reden er in de jaren ’30 zo’n 200.000 auto’s door de hoofdstad. Met de komst van de auto kwamen er ook uitlaatgassen, wat een grote verandering in de geur van de stad betekende. Amsterdammers die de Neuswijzer-enquête invulden, antwoorden op de vraag ‘Welke geuren zijn toonaangevend voor uw leefomgeving?’ vaak: ‘de stank van uitlaatgassen en kerosine.’

1970. Hondenpoepplaag op de stoep

Met de groei van de stad nam ook het aantal huisdieren toe. In 1977 meldt de Stadreinigingsdienst dat er sprake is van zo’n 6 miljoen kilo hondenpoep die op de stoep belandt. Talloze initatieven worden opgetuigd om de overlast te verminderen, waaronder stoeptegels met de slogan ‘Hoge nood, hond in de goot’ en een experiment waarbij de poep met een speciale vloeistof wordt weggespoten. Het probleem wordt uiteindelijk opgelost door de vervuilers te laten betalen: wie niet opruimt, krijgt een boete.

1970. Opkomst coffeeshop en drugstoerisme

De eerste coffeeshops vestigden zich in de jaren ’70 in Amsterdam. De jaren erna neemt het aantal gestaag toe en vormen de shops een toeristische trekpleister. Halverwege de jaren ’90 neemt het aantal coffeeshops af, maar de drugstoeristen en de geur van cannabis zijn nog altijd in de stad. De afgelopen jaren kreeg de scherp-kruidige hasjgeur een basisnoot van suikerzoete Nutellawafellucht. ‘Stad van Wiet en Wafels’, zo zouden we het geurpalet van Amsterdam ook kunnen noemen.

Hoe leg je geuren uit het verleden vast?

Om de geur van het verleden te achterhalen, maken de onderzoekers gebruik van zogeheten sensory mining-technieken. Hierbij worden digitale tekst- en beeldcollecties met AI-programma’s doorzocht. ‘We doorzochten tekstuele en visuele bronnen om te achterhalen welke geurstoffen werden genoemd, welke plekken bekend stonden om hun goede of slechte geur, maar ook probeerden we te ontdekken welke emoties werden gekoppeld aan geuren’, legt Leemans uit. ‘Na het trainen van deze programma’s is de computer nu in staat om neusgetuigenissen en hun geurervaringen terug te kunnen vinden. Nu is het aan de historici en andere geuronderzoekers om de data te interpreteren en het achterliggende verhaal erbij te vertellen.’

Digitale infrastructuur

Het project Odeuropa heeft verschillende databronnen voor vervolgonderzoek opgeleverd, zoals de Odeuropa Smell Explorer en de Encyclopedia of Smell History and Heritage. De eerstgenoemde is een verzameling verhalen over de geuren die ons verleden hebben gevormd en geuren die vandaag de dag waarde voor ons hebben. De Smell Explorer is een doorzoekbare database van bijna 2,5 miljoen historische geurreferenties, op basis van 50.000 afbeeldingen en meer dan 400.000 historische teksten in zes talen.

Het digitaliseren en doorzoekbaar maken van historische collecties is de kerntaak van de afdeling Digitale Infrastructuur (DI) van het KNAW Humanities Cluster. Recentelijk zijn ook het 5 miljoen pagina’s tellende VOC-archief en alle resoluties van de Staten-Generaal online doorzoekbaar gemaakt. De collecties zijn toegankelijk voor iedereen.

Speelt onze neus nog een rol?

‘De neus speelde vroeger een veel grotere rol in ons leven, bijvoorbeeld om te ontdekken of eten nog goed was. Dat is tegenwoordig veel minder’, zegt Leemans. ‘Je ziet het ook terug in ons vocabulaire. We hebben nu nog maar weinig abstracte woorden om geur te beschrijven. Als we een omschrijving moeten geven, komen we vaak niet verder dan ‘vies’ of ‘lekker’. Vroeger hadden ze tal van woorden, bijvoorbeeld ‘heumig’ (muf/bedompt) of ‘caprylisch’ (geitachtig).

Leemans pleit er dan ook voor om onze neus weer serieuzer te nemen. ‘Het gebruik van onze neus lijkt wat naar de achtergrond verdreven te zijn, en dat terwijl het onbewust nog een hele grote rol speelt. Kijk bijvoorbeeld naar bedrijven die geur inzetten om klanten te foppen. Denk aan hotels die een koffiegeur verspreiden en winkelketens die hun filialen naar chocolade laten ruiken zodat mensen langer in de winkel blijven en dus meer kopen. Als mensen hebben we een hele goede neus; het is zonde om die niet te gebruiken en ons er niet bewust van te zijn.’

Amsterdam Humanities Hub

De grote vraagstukken van onze tijd vragen om menselijke antwoorden - het terrein van de geesteswetenschappen. De Amsterdam Humanities Hub verbindt partners uit culturele sector, overheid of bedrijfsleven met onderzoekers en jong talent, om in co-creatie vernieuwende en verrassende oplossingen te zoeken voor urgente vragen.

Meer weten?

* De verhalen die worden gepubliceerd op deze website weerspiegelen niet per se het beleid van de gemeente Amsterdam, maar zijn een creatieve uiting van de makers.